De Schaduw van Eenzaamheid: Het Verhaal van Een Moeder uit Utrecht

‘Waarom bel je nooit meer, Sanne?’ Mijn stem trilt terwijl ik de telefoon stevig in mijn hand klem. Aan de andere kant blijft het stil. Alleen het zachte gezoem van haar ademhaling verraadt dat ze nog luistert. ‘Mam, ik heb het druk. Je weet toch hoe het is met de kinderen en werk…’ Haar stem klinkt vermoeid, bijna geïrriteerd.

Ik sluit mijn ogen en voel de leegte in mijn kleine appartement in Utrecht. De muren lijken dichterbij te komen, alsof ze me willen verstikken met herinneringen aan vroeger. Vroeger, toen Sanne nog klein was en haar handje altijd de mijne zocht als we samen door het Wilhelminapark liepen. Nu zijn haar handen vol met andere dingen: haar eigen gezin, haar carrière bij de gemeente, haar eigen leven waar ik nauwelijks nog een rol in speel.

‘Ik vraag toch niet veel?’ fluister ik, meer tegen mezelf dan tegen haar. ‘Alleen af en toe een kopje koffie samen. Of dat je even langskomt.’

‘Mam, ik moet ophangen. De jongens maken ruzie om de iPad.’

En dan is het stil. De verbinding verbroken. Ik blijf achter met het monotone piepen van de telefoon en een hart dat zwaarder voelt dan ooit.

De dagen rijgen zich aaneen als grijze kralen aan een ketting. Ik vul ze met kleine rituelen: koffie zetten, de krant lezen, boodschappen doen bij de Albert Heijn op de hoek. Soms maak ik een praatje met buurvrouw Els, maar haar verhalen over haar kleinkinderen steken als naalden in mijn ziel. Waarom lukt het haar wel om een warme band te houden?

’s Avonds staar ik naar oude foto’s. Sanne als peuter op het strand van Scheveningen, haar blonde haren wild in de wind. Sanne op haar eerste schooldag, nerveus glimlachend in haar rode jasje. En dan die ene foto waarop we samen lachen, zo oprecht en zorgeloos dat het bijna pijn doet om te zien.

‘Waar ging het mis?’ vraag ik mezelf hardop af.

Misschien begon het toen haar vader, mijn Jan, plotseling overleed aan een hartaanval. Sanne was zestien. Ik weet nog hoe ze die avond thuiskwam van hockeytraining en mij vond, huilend op de keukenvloer. Ze sloot zich daarna steeds meer af. Ik probeerde haar te bereiken, maar elke poging leek haar verder weg te duwen.

‘Je begrijpt me niet!’ schreeuwde ze ooit tijdens een ruzie over haar studiekeuze. Ze wilde naar de kunstacademie in Arnhem, terwijl ik vond dat ze beter rechten kon studeren in Utrecht. ‘Je denkt alleen aan jezelf!’

Die woorden echoën nog steeds na in mijn hoofd.

Na haar vertrek uit huis werd het contact oppervlakkiger. Eerst kwamen er nog appjes en telefoontjes, maar naarmate ze ouder werd en zelf moeder werd, verdween ik langzaam uit haar dagelijks leven.

Op een regenachtige donderdag besluit ik langs te gaan bij Sanne zonder het eerst te vragen. Ik koop een bos tulpen – haar lievelingsbloemen – en neem tram 2 naar Leidsche Rijn. Mijn hart bonkt in mijn borstkas als ik voor haar deur sta.

De deur zwaait open en daar staat ze: mijn dochter, ouder geworden dan ik me herinnerde, met wallen onder haar ogen en een frons op haar voorhoofd.

‘Mam? Wat doe je hier?’

‘Ik… ik wilde je verrassen.’ Ik steek de bloemen naar voren als een vredesoffer.

Ze zucht diep. ‘Het komt nu echt niet uit. De jongens zijn ziek thuis en Bas werkt boven aan een deadline.’

‘Misschien kan ik helpen? Even oppassen of zo?’

Ze schudt haar hoofd. ‘Nee mam, echt niet nodig.’

Ik voel hoe mijn wangen rood worden van schaamte en teleurstelling. ‘Sorry… Ik dacht gewoon…’

‘Het is goed, mam. Maar bel volgende keer even van tevoren.’

Met lood in mijn schoenen loop ik terug naar de tramhalte. De tulpen klem ik stevig tegen me aan; ze zijn nog mooier dan ik me herinnerde, maar nu lijken ze vooral misplaatst.

’s Avonds bel ik mijn zus Anja in Groningen. ‘Misschien moet je Sanne gewoon wat meer ruimte geven,’ zegt ze voorzichtig. ‘Kinderen komen vanzelf wel terug als ze ouder worden.’

Maar wat als dat niet zo is? Wat als dit alles is wat er nog over is van onze band?

De weken verstrijken en ik probeer mezelf bezig te houden met vrijwilligerswerk bij het buurthuis. Toch blijft het knagen: had ik te veel verwacht? Was ik te streng toen ze jong was? Of juist te beschermend?

Op een dag krijg ik een kaartje in de bus: ‘Lieve mam, bedankt voor alles wat je voor me hebt gedaan. Sorry dat ik soms zo kortaf ben. Het is gewoon veel allemaal. Liefs, Sanne.’

Tranen prikken achter mijn ogen terwijl ik het kaartje lees. Het is geen verzoening, geen uitnodiging om langs te komen – maar het is iets.

’s Nachts lig ik wakker en denk aan vroeger: hoe ik Sanne instopte na een nachtmerrie, hoe we samen pannenkoeken bakten op zondagochtend, hoe ze altijd zei dat ze later net zo’n moeder wilde worden als ik.

Wanneer is die droom veranderd? Wanneer werd ik iemand voor wie ze geen tijd meer heeft?

Soms vraag ik me af of alle moeders zich zo voelen als hun kinderen volwassen worden. Of ben ik de enige die verdwaald is geraakt in de schaduw van eenzaamheid?

Misschien moet ik leren loslaten – maar hoe doe je dat als je hele leven om één persoon heeft gedraaid?

Hebben jullie dit ook meegemaakt? Hoe vind je weer verbinding als alles verloren lijkt?