Tussen Blik en Bloed: Een Familie in Spagaat
‘Dus jullie komen niet naar Lotte’s verjaardag?’ Mijn stem trilt, maar ik probeer het niet te laten merken. Aan de andere kant van de lijn hoor ik het bekende, kille kuchje van mijn schoonmoeder, Marijke. ‘Nee, Sanne,’ zegt ze, ‘we hebben de Volvo net opgehaald bij de dealer. We willen hem niet op straat parkeren in jullie buurt. Je weet hoe het hier in Rotterdam kan zijn.’
Ik knijp mijn ogen dicht. Mijn dochtertje Lotte, net zes geworden, springt verwachtingsvol op en neer in de woonkamer. Ze heeft haar mooiste jurk aan, haar blonde haren in twee staartjes. ‘Wanneer komen opa en oma?’ vraagt ze voor de zoveelste keer.
‘Ze… eh… ze zijn druk vandaag, lieverd,’ mompel ik. Mijn man, Jeroen, zit zwijgend aan de keukentafel. Hij staart naar zijn telefoon, alsof hij daar de oplossing kan vinden voor het gat dat zich tussen ons gezin en zijn ouders heeft gevormd.
‘Ze kiezen altijd voor hun spullen,’ fluister ik later die avond tegen Jeroen. ‘Voor hun auto, hun huis, hun dure tuinset. Nooit voor ons. Nooit voor Lotte.’
Hij zucht diep. ‘Ze zijn gewoon voorzichtig, Sanne. Je weet hoe ze zijn.’
‘Voorzichtig? Of gewoon koud?’ Mijn stem breekt. Ik voel me verscheurd tussen mijn liefde voor Jeroen en het verdriet van mijn dochtertje, dat nu boven in haar kamer zachtjes huilt omdat haar opa en oma haar verjaardag weer vergeten zijn.
De volgende dag probeer ik het gesprek opnieuw aan te gaan met Marijke. Ik bel haar op terwijl ik Lotte naar school breng op de fiets, de wind snijdt door mijn jas. ‘Marijke, ik snap dat jullie zuinig zijn op de auto, maar Lotte mist jullie echt. Ze vraagt steeds naar jullie.’
‘Sanne, je moet begrijpen dat we niet meer de jongsten zijn,’ zegt ze koel. ‘En die buurt van jullie… We hebben gehoord dat er vorige maand nog een auto is opengebroken.’
‘Maar het gaat om Lotte! Jullie kleindochter!’ Mijn stem slaat over.
‘We sturen wel een cadeautje,’ zegt ze kortaf.
Het pakketje arriveert twee dagen later: een dure pop, keurig verpakt met een kaartje waarop staat: ‘Gefeliciteerd, Lotte! Liefs, opa en oma.’ Lotte kijkt ernaar, haar gezichtje vertrokken van teleurstelling. ‘Waarom komen ze nooit echt?’ vraagt ze zachtjes.
Ik weet het antwoord niet.
De weken verstrijken. Jeroen wordt stiller. Hij werkt langer door op kantoor in Den Haag en als hij thuiskomt, is hij moe en afwezig. Ik probeer hem te bereiken, maar telkens als ik het onderwerp aansnij, klapt hij dicht.
Op een avond barst ik uit: ‘Jeroen, waarom laat je dit gebeuren? Waarom zeg je nooit iets tegen je ouders?’
Hij kijkt me aan met rode ogen. ‘Omdat ik altijd degene was die moest schipperen tussen hen en iedereen anders. Mijn hele jeugd draaide om hun regels, hun spullen, hun imago. Ik ben het zat om altijd te moeten kiezen.’
‘Maar nu kies je niet voor ons,’ fluister ik.
Hij draait zich om en loopt naar boven.
De afstand tussen ons groeit. Lotte wordt stiller, trekt zich terug met haar knuffels en tekent steeds vaker plaatjes van een groot huis met een dikke auto ervoor – maar zonder mensen erin.
Op een dag besluit ik dat het zo niet langer kan. Ik nodig Marijke en mijn schoonvader Hans uit voor een gesprek bij ons thuis. Ze komen aarzelend binnen, Marijke met haar handtas stevig onder haar arm geklemd.
‘We willen praten,’ begin ik voorzichtig. ‘Over Lotte. Over familie.’
Marijke kijkt me strak aan. ‘Wij doen wat we kunnen, Sanne.’
‘Maar is dat genoeg? Voor Lotte? Voor Jeroen?’ Mijn stem trilt weer.
Hans schraapt zijn keel. ‘We hebben hard gewerkt voor wat we hebben. We willen dat niet kwijt.’
‘Maar jullie verliezen iets veel belangrijkers,’ zeg ik zacht. ‘Jullie verliezen ons.’
Er valt een pijnlijke stilte.
Na die avond verandert er weinig. De bezoeken blijven uit, de cadeautjes blijven komen per post. Jeroen en ik raken verder van elkaar verwijderd; gesprekken worden korte zinnen over boodschappen en werkroosters.
Op een regenachtige zondagmiddag zit ik met Lotte op de bank. Ze kijkt naar buiten, haar gezichtje bleek tegen het raam gedrukt.
‘Mama,’ zegt ze ineens, ‘waarom houden opa en oma meer van hun auto dan van mij?’
Ik slik de brok in mijn keel weg en trek haar dicht tegen me aan.
‘Soms… soms begrijpen grote mensen niet wat echt belangrijk is,’ fluister ik.
Die nacht lig ik wakker naast Jeroen, die zacht snurkt. Mijn gedachten razen: Had ik harder moeten vechten? Had ik begripvoller moeten zijn? Of is dit gewoon hoe sommige families zijn – gevangen tussen blik en bloed?
De volgende ochtend stuur ik Marijke een lange e-mail waarin ik alles uitleg: hoe Lotte zich voelt, hoe wij ons voelen, hoe hun keuzes ons gezin verscheuren. Ik verwacht geen antwoord.
Toch komt er na een week een reactie:
‘Beste Sanne,
We begrijpen dat onze keuzes pijn doen. Maar wij kunnen niet veranderen wie we zijn of waar we waarde aan hechten. Misschien moeten we accepteren dat we anders in het leven staan.
Groet,
Marijke’
Ik lees de mail drie keer over. Het voelt als een definitief afscheid – niet uitgesproken, maar onvermijdelijk.
Jeroen leest mee over mijn schouder en slaat zijn arm om me heen. Voor het eerst in maanden huilt hij.
We besluiten samen dat we onze eigen familie zullen bouwen – eentje waarin liefde belangrijker is dan spullen, waarin Lotte altijd op de eerste plaats komt.
Toch blijft de pijn knagen: Hoe kan het dat mensen kiezen voor blik boven bloed? En hoe zorg je ervoor dat je zelf niet net zo wordt?