“Waarom kom je niet meer, Sanne?” – Een zomerhuis vol gemis

‘Waarom kom je niet meer, Sanne?’ Mijn stem trilt als ik het vraag, de telefoon stevig tegen mijn oor gedrukt. Buiten tikt de regen zachtjes tegen het raam van het zomerhuisje dat mijn man Henk en ik met zoveel liefde hebben gebouwd. Het huisje ruikt nog naar vers hout en herinneringen aan die ene week vorig jaar, toen de stemmen van onze kleinkinderen, Lotte en Bram, de tuin vulden.

‘Mam, het komt gewoon even niet uit,’ zegt Sanne. Haar stem klinkt afstandelijk, bijna mechanisch. ‘We hebben het druk. De kinderen hebben sport, en… nou ja, je weet hoe het gaat.’

Maar ik weet niet hoe het gaat. Ik weet alleen dat ik elke ochtend de schommel in de tuin zie bewegen in de wind, zonder dat er een kind op zit. Dat ik hun laarsjes nog naast de deur heb staan, in de hoop dat ze binnenkort weer gedragen worden. En dat Henk steeds stiller wordt als ik hem vraag of hij denkt dat ze deze zomer nog komen.

‘Is er iets gebeurd?’ probeer ik voorzichtig. ‘Hebben we iets verkeerd gedaan?’

Aan de andere kant van de lijn blijft het even stil. ‘Nee hoor mam, maak je geen zorgen.’

Maar ik maak me wel zorgen. Ik voel het in mijn botten: er is iets mis.

Na het telefoongesprek loop ik naar buiten, de regen trotserend. Ik strijk met mijn hand over het natte hout van de schommel. Vorig jaar nog hoorde ik Lotte’s gegiechel hier, haar haren wapperend in de wind terwijl Bram haar duwde. Henk stond te barbecueën en riep: ‘Niet te wild, jongens!’

Die week leek alles perfect. Maar nu voelt het zomerhuisje als een lege belofte.

’s Avonds zit Henk zwijgend aan tafel. Zijn handen trillen als hij zijn koffie pakt. ‘Misschien moeten we het gewoon accepteren,’ zegt hij zacht. ‘Kinderen hebben hun eigen leven.’

‘Maar waarom dan zo plotseling?’ Mijn stem breekt. ‘We hebben dit huisje voor hen gebouwd. Alles is hier voor hen.’

Henk haalt zijn schouders op. ‘Misschien vinden ze het hier te afgelegen. Of misschien…’ Hij slikt. ‘Misschien willen ze gewoon niet meer bij ons zijn.’

Die nacht lig ik wakker. Ik denk aan vroeger, aan hoe Sanne als klein meisje altijd bij mij in bed kroop als ze bang was voor onweer. Hoe ze haar eerste fiets kreeg op haar zesde verjaardag, hier in deze tuin. Waar is die nabijheid gebleven?

De volgende dag besluit ik Sanne een bericht te sturen: ‘Lieve Sanne, als er iets is wat we kunnen doen om het goed te maken, laat het ons weten. We missen jullie.’

Geen reactie.

Een week later belt mijn zus Marijke onverwacht aan. Ze kijkt me onderzoekend aan terwijl ze haar natte jas ophangt.

‘Wat is er toch met jou?’ vraagt ze direct. ‘Je ziet eruit alsof je een spook hebt gezien.’

Ik vertel haar alles: over het zomerhuisje, over Sanne’s afstandelijkheid, over mijn zorgen.

Marijke zucht diep. ‘Heb je haar gevraagd of ze zich ergens aan stoorde vorige zomer?’

Ik schud mijn hoofd. ‘Nee… alles leek goed te gaan.’

‘Misschien niet voor haar,’ zegt Marijke zacht.

Die avond pak ik een schrift en begin te schrijven: alles wat ik me kan herinneren van die week vorig jaar. De ruzie tussen Sanne en Henk over bedtijd voor de kinderen. Hoe Henk vond dat ze niet zo laat naar bed mochten, terwijl Sanne zei dat het vakantie was. Hoe Sanne zich terugtrok op haar kamer na die discussie.

Plotseling voel ik een steek van schuld. Hebben we haar misschien buitengesloten? Was Henk te streng? Was ik te passief?

Ik besluit Sanne opnieuw te bellen.

‘Sanne,’ begin ik voorzichtig als ze opneemt, ‘ik wil graag weten of we iets verkeerd hebben gedaan vorige zomer. Het lijkt alsof je afstand houdt en dat doet pijn.’

Aan de andere kant blijft het lang stil.

‘Mam…’ Haar stem klinkt breekbaar nu. ‘Het was gewoon lastig vorig jaar. Papa was zo streng tegen de kinderen en tegen mij. Ik voelde me niet welkom om dingen op mijn manier te doen.’

Mijn hart slaat over.

‘Waarom heb je dat niet gezegd?’ fluister ik.

‘Omdat jij altijd papa verdedigt,’ zegt ze zacht.

Ik slik moeizaam.

‘Het spijt me, Sanne,’ zeg ik uiteindelijk. ‘Ik had beter moeten luisteren naar jou.’

Ze zucht diep. ‘Misschien kunnen we binnenkort eens praten? Zonder papa erbij?’

‘Natuurlijk,’ zeg ik meteen.

Na het gesprek voel ik me leeg én opgelucht tegelijk. Eindelijk weet ik wat er speelt, maar nu moet ik Henk vertellen wat Sanne heeft gezegd.

Die avond zit hij met gebogen hoofd aan tafel terwijl ik hem alles uitleg.

‘Ik wilde alleen maar dat ze veilig waren,’ mompelt hij.

‘Maar misschien moeten we haar ook wat ruimte geven om moeder te zijn op haar eigen manier,’ zeg ik voorzichtig.

Henk knikt langzaam.

De dagen daarna voel ik me rustiger, maar ook onzeker over hoe het verder moet. Zal Sanne ooit weer met de kinderen komen? Kan onze familie herstellen?

Een week later staat Sanne ineens voor de deur, zonder aankondiging. Ze heeft Lotte en Bram bij zich.

‘We komen even praten,’ zegt ze stug.

Binnen zitten we aan tafel met thee en koekjes die niemand aanraakt.

‘Mam,’ begint Sanne, ‘ik wil graag dat jullie begrijpen dat wij ook onze eigen tradities willen maken met de kinderen. En dat betekent soms later naar bed of dingen anders doen dan jullie gewend zijn.’

Henk kijkt haar aan, zijn ogen vochtig.

‘Ik begrijp het nu beter,’ zegt hij schor. ‘Het spijt me dat ik zo streng was.’

Lotte kruipt bij mij op schoot en fluistert: ‘Oma, mag ik straks weer op de schommel?’

Mijn hart maakt een sprongetje van blijdschap.

We praten lang die middag – over grenzen, verwachtingen en liefde. Het is niet makkelijk; oude pijn komt boven en soms wordt er gehuild. Maar er wordt ook gelachen om herinneringen aan vroeger.

Als ze vertrekken, zegt Sanne: ‘We komen binnenkort weer terug – maar wel op onze manier.’

Ik knik en geef haar een lange knuffel.

Nu zit ik hier in het zomerhuisje, luisterend naar het zachte gekwetter van vogels buiten en het gelach van Lotte en Bram in de tuin.

Was dit alles nodig om elkaar weer echt te horen? Waarom is liefde soms zo ingewikkeld – zelfs als je alles goed bedoelt?