Pauze bestaan niet – Eerst de hypotheek aflossen! Een familiedrama in Amsterdam

‘Wat doe jij hier, Daan?’ Mijn stem trilde terwijl ik de voordeur achter me dichtduwde. De geur van gebakken uien en iets wat verdacht veel op shoarma leek, sloeg me tegemoet. Mijn broer keek niet eens op van zijn telefoon. ‘Mam zei dat ik hier een tijdje kon blijven. Mijn huisbaas heeft me eruit gezet.’

Ik liet mijn tas vallen. ‘En je dacht niet even te bellen? Of te vragen?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Jij was toch op vakantie? Mam zei dat het wel kon.’

Vakantie. Alsof een paar dagen uitwaaien met mijn man en onze dochter op een regenachtig strand in Zeeland iets was wat ik me kon veroorloven – niet alleen qua geld, maar vooral qua rust. Sinds ik drie jaar geleden de hypotheek op dit appartement had genomen, was elke maand een strijd. Ik werkte als verpleegkundige in het OLVG, draaide nachtdiensten, spaarde elke cent. Mijn moeder had altijd gezegd: ‘Je moet investeren in stenen, Sanne. Dat is zekerheid.’ Maar toen het erop aankwam, stond ik er alleen voor.

‘Mam heeft hier niets over te zeggen,’ zei ik zacht. Ik voelde de woede in mijn buik branden, maar probeerde kalm te blijven. Daan keek me eindelijk aan, zijn ogen rood van vermoeidheid of misschien iets anders.

‘Ik had geen andere plek om naartoe te gaan,’ zei hij. ‘En jij hebt toch ruimte genoeg?’

Ruimte genoeg. Alsof mijn kleine appartement in Amsterdam-West een paleis was. Mijn dochtertje Lotte stond inmiddels achter me, haar knuffel stevig tegen zich aangedrukt. ‘Mama, wie is die man?’ vroeg ze zacht.

‘Dat is je oom Daan, lieverd,’ zei ik, terwijl ik haar hand pakte. ‘Hij blijft hier even logeren.’

Daan glimlachte flauwtjes naar haar, maar ik zag de schaamte in zijn ogen. Of was het minachting? Mijn broer en ik waren vroeger onafscheidelijk geweest. Maar sinds hij zijn studie had opgegeven en zich van baantje naar baantje sleepte, was er iets gebroken tussen ons. Mijn moeder bleef hem verdedigen: ‘Hij heeft het moeilijk, Sanne. Jij redt je wel.’

Maar ik redde het helemaal niet. Elke maand rekende ik uit of we genoeg overhielden voor boodschappen nadat de hypotheek was afgeschreven. Mijn man Bart werkte als docent op een middelbare school, maar zijn contract was tijdelijk en onzeker. We leefden van loonstrook naar loonstrook.

Die avond belde ik mijn moeder. ‘Mam, waarom heb je Daan hierheen gestuurd zonder mij iets te vragen?’

Ze zuchtte diep aan de andere kant van de lijn. ‘Sanne, hij is je broer! Je weet hoe moeilijk hij het heeft. Jij hebt een huis, hij niets.’

‘Ik heb een hypotheek!’ riep ik uit. ‘Elke maand stress! Jij hebt me nooit geholpen, maar nu mag Daan hier zomaar wonen?’

‘Jij hebt altijd alles zo goed voor elkaar,’ zei ze koel. ‘Daan heeft pech gehad.’

Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen. ‘Mam, waarom zie je niet hoeveel moeite het mij kost? Waarom moet ik altijd sterk zijn?’

Ze antwoordde niet direct. Toen zei ze: ‘Je bent altijd zo hard voor hem geweest.’

Ik hing op voordat ik iets zou zeggen waar ik spijt van zou krijgen.

De dagen daarna veranderde mijn huis in een slagveld van kleine irritaties en onuitgesproken verwijten. Daan liet zijn spullen overal slingeren, gebruikte mijn dure shampoo zonder te vragen en at het laatste stukje kaas op zonder iets te zeggen. Bart probeerde de vrede te bewaren: ‘Misschien vindt hij snel iets anders.’ Maar ik zag hoe Lotte steeds stiller werd en zich terugtrok op haar kamer.

Op een avond kwam ik thuis na een nachtdienst en vond Daan slapend op de bank, lege bierblikjes om zich heen. Ik kon het niet meer aan.

‘Daan, je moet weg,’ zei ik de volgende ochtend terwijl Lotte haar ontbijt at.

Hij keek me aan met die blik die vroeger altijd alles goedmaakte – grote blauwe ogen vol spijt en hoop.

‘Waar moet ik dan heen?’ vroeg hij zacht.

‘Dat weet ik niet,’ zei ik. ‘Maar dit is mijn huis. Mijn gezin heeft rust nodig.’

Hij knikte langzaam en begon zijn spullen te pakken. Ik voelde me schuldig, maar ook opgelucht.

Die avond belde mijn moeder weer. Ze schreeuwde bijna: ‘Hoe kun je zo harteloos zijn? Je eigen broer op straat zetten!’

‘Mam,’ zei ik moeizaam, ‘ik kan niet alles oplossen. Jij hebt hem altijd beschermd, maar nu moet hij zelf verantwoordelijkheid nemen.’

Ze huilde aan de andere kant van de lijn. Voor het eerst hoorde ik haar echt breken.

De weken daarna sprak ze nauwelijks met me. Daan vond uiteindelijk een kamer via een vriend – klein, vochtig en duur – maar hij redde zich.

Soms vraag ik me af of ik het juiste heb gedaan. Of familiebanden sterker moeten zijn dan grenzen, dan zelfbehoud. Maar als ik ’s avonds naar Lotte kijk die eindelijk weer lacht aan tafel, weet ik dat sommige keuzes pijn doen omdat ze nodig zijn.

Was ik egoïstisch? Of was dit eindelijk het moment waarop ik voor mezelf koos? Wat zouden jullie doen als je moest kiezen tussen familie en je eigen rust?