Tussen Liefde en Loyaliteit: Mijn Strijd om Gezien te Worden door Mijn Kinderen

‘Dus je komt weer niet, Jeroen?’ Mijn stem trilt, maar ik probeer het niet te laten merken. Aan de andere kant van de lijn hoor ik het bekende zuchten van mijn oudste zoon. ‘Mam, ik heb het druk. De kinderen hebben hockey, Sanne moet werken, en ik moet nog een rapport afmaken. Volgende week misschien?’

Ik knik, hoewel hij dat niet kan zien. ‘Ja, natuurlijk. Volgende week.’

Als ik ophang, blijft de stilte in huis nog harder galmen dan voorheen. De klok tikt luid, alsof hij me uitlacht. Ik kijk naar de foto op de kast: Jeroen, Lotte en ik, lachend op het strand in Zandvoort. Toen waren ze nog klein, hun handjes in de mijne, hun ogen vol vertrouwen. Nu zijn ze volwassen, met hun eigen levens, hun eigen zorgen. En ik? Ik ben overbodig geworden.

Mijn dochter Lotte belt nog wel eens, meestal snel tussendoor. ‘Mam, alles goed? Ja? Mooi! Ik moet weer rennen hoor, kus!’ Soms denk ik dat ze alleen belt uit plichtsbesef. Mijn jongste, Bas, woont in Groningen en laat zelden iets van zich horen. ‘Druk met de studie, mam,’ zegt hij altijd. Maar hoeveel moeite kost het om even te bellen?

De dagen zijn lang sinds Kees, mijn man, drie jaar geleden overleed. Zijn stoel staat er nog, zijn krant ligt nog op tafel. Soms praat ik tegen hem, alsof hij elk moment kan antwoorden. ‘Ze komen weer niet, Kees,’ fluister ik dan. ‘Wat doe ik verkeerd?’

De buren zeggen dat het normaal is, dat kinderen hun eigen leven krijgen. Maar waarom voelt het dan alsof ik langzaam verdwijn? Ik heb alles voor ze opgegeven: mijn carrière als verpleegkundige, mijn dromen om te reizen. Alles draaide om hen. En nu… nu ben ik alleen.

Gisteren zat ik bij de huisarts. ‘U moet meer onder de mensen komen, mevrouw De Vries,’ zei hij vriendelijk. ‘Misschien een hobbyclub?’ Maar wat moet ik met wildvreemden als mijn eigen kinderen me niet willen zien?

’s Nachts lig ik wakker en denk aan vroeger. Aan de verjaardagen vol slingers en taart, aan de vakanties in Zeeland waar we hutten bouwden op het strand. Aan de keren dat ze ziek waren en alleen mijn armen hen konden troosten. Waar is die tijd gebleven?

Vorige week hoorde ik van buurvrouw Els dat haar dochter bij haar intrekt om voor haar te zorgen nu ze ziek is. ‘Ze doet alles voor me,’ zei Els trots. Ik voelde een steek van jaloezie. Waarom zijn mijn kinderen zo anders?

Ik begin te twijfelen aan mezelf. Ben ik te veeleisend? Te aanwezig? Of juist te afstandelijk geweest? Heb ik ze teveel verwend? Of juist te weinig liefde gegeven?

Afgelopen zondag zat ik aan tafel met een kop thee toen Jeroen eindelijk langskwam. Hij keek op zijn horloge terwijl hij zijn koffie dronk.

‘Mam, je weet dat we druk zijn hè? Je hoeft je geen zorgen te maken.’

‘Maar Jeroen,’ zei ik zacht, ‘ik voel me soms zo alleen.’

Hij zuchtte weer. ‘Mam, iedereen heeft het druk tegenwoordig. Je moet niet zo zwaar tillen aan dingen.’

‘Ik vraag niet veel,’ zei ik. ‘Gewoon… af en toe samen eten. Of een wandeling maken.’

Hij keek me aan met die blik die hij vroeger had als hij iets niet wilde begrijpen.

‘Mam, je moet echt proberen je eigen leven te leiden.’

Na zijn vertrek bleef zijn geur nog even hangen in huis. Maar daarna was het weer leeg.

Die avond heb ik iets gedaan wat ik nooit had gedacht: ik heb een brief geschreven aan mijn kinderen.

‘Lieve Jeroen, Lotte en Bas,

Ik schrijf jullie omdat praten niet lijkt te lukken. Ik voel me steeds meer alleen en onzichtbaar in jullie leven. Ik begrijp dat jullie druk zijn, maar soms voelt het alsof ik er niet meer toe doe.

Ik ben bang voor de toekomst. Wie zorgt er straks voor mij als ik oud ben? Moet ik alles uit handen geven aan vreemden? Of kunnen we samen zoeken naar een manier waarop we elkaar niet verliezen?

Ik hou van jullie,
Mama’

De brief ligt nu al dagen op tafel. Ik durf hem niet te versturen.

Gisteren kwam Lotte onverwacht langs. Ze zag de brief liggen.

‘Wat is dit?’ vroeg ze.

Ik aarzelde even, maar gaf hem toch aan haar.

Ze las hem zwijgend door en keek me toen aan met tranen in haar ogen.

‘Mam… waarom heb je dit niet eerder gezegd?’

‘Ik probeerde het wel,’ fluisterde ik.

Ze pakte mijn hand vast. ‘Het spijt me zo… We zijn zo bezig met onszelf dat we jou vergeten.’

Die avond belde ze Jeroen en Bas op speakerphone.

‘We moeten praten,’ zei ze streng.

Er volgde een gesprek vol verwijten en schuldgevoelens. Jeroen verdedigde zich: ‘Mam wil ons vastbinden aan haar eenzaamheid!’ Bas zei weinig, maar klonk verdrietig.

‘Misschien moeten we samen zoeken naar een oplossing,’ stelde Lotte voor.

We spraken af om elke maand samen te eten en elkaar vaker te bellen.

Toch blijft er iets knagen. Want liefde kun je niet afdwingen met afspraken of schema’s. En wat als ze straks weer terugvallen in oude patronen?

Soms denk ik eraan om alles los te laten en gewoon mijn eigen weg te gaan — misschien zelfs verhuizen naar een verzorgingshuis waar mensen wél tijd voor elkaar hebben.

Maar kan ik dat? Kan ik mijn kinderen loslaten zonder wrok? Of moet ik blijven vechten voor hun aandacht?

Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond? Is familie iets wat je kunt afdwingen — of moet je leren accepteren dat liefde soms verandert?