Wanneer liefde niet genoeg is: Het verhaal van een dochter en haar moeder

‘Waarom ben ik altijd degene die alles moet opgeven?’ Mijn stem trilt terwijl ik de deur van de slaapkamer zachtjes achter me dichttrek. Mijn moeder, Ans, ligt in bed, haar ademhaling zwaar en onregelmatig. De geur van medicijnen hangt in de kamer, vermengd met het zoete aroma van de bloemen die ik vanochtend nog op de markt heb gehaald. Buiten regent het, dikke druppels tikken tegen het raam. Ik hoor haar roepen: ‘Sanne, kun je even komen?’

Ik slik mijn frustratie weg en loop terug. ‘Ja mam, wat is er?’

‘Wil je wat water voor me pakken? En misschien… misschien kun je straks even met Mark bellen? Ik heb hem al zo lang niet gesproken.’

Mark. Mijn broer. De zoon die altijd te druk was met zijn carrière in Amsterdam om naar huis te komen. De zoon die op verjaardagen een kaartje stuurde en met Kerst een bos bloemen liet bezorgen. Ik ben de dochter die haar studie psychologie aan de Universiteit Utrecht heeft opgegeven om voor mama te zorgen toen ze ziek werd. Twintig jaar geleden alweer.

‘Ik zal hem straks bellen,’ zeg ik zacht, terwijl ik haar glas vul. Ze glimlacht dankbaar, maar haar ogen dwalen af naar de foto op het nachtkastje: Mark, lachend in zijn toga bij zijn afstuderen. Ik sta ernaast, mijn arm om haar heen geslagen, maar haar blik is alleen op hem gericht.

’s Avonds zit ik aan de keukentafel, mijn handen om een kop thee geklemd. De stilte in huis is oorverdovend. Mijn telefoon trilt: een bericht van Mark.

‘Sorry San, drukke dag. Doe mam de groeten.’

Ik typ een antwoord, maar wis het weer. Wat heeft het voor zin? Hij zal toch niet komen. Ik denk terug aan vroeger, toen papa nog leefde. We waren een gewoon gezin in Amersfoort: papa werkte bij de gemeente, mama was juf op de basisschool. Mark was altijd het zonnetje in huis, ik de stille volger. Toen papa stierf aan een hartaanval, veranderde alles. Mama werd ziek, langzaam maar zeker nam haar lichaam het van haar over.

De jaren gingen voorbij. Mijn vriendinnen gingen studeren, reizen, kregen relaties en kinderen. Ik bleef thuis, zorgde voor mama. Soms vroeg ik me af hoe mijn leven eruit had gezien als ik andere keuzes had gemaakt. Maar telkens als ik haar zag lachen – al was het maar even – voelde ik dat het goed was.

Tot die dag vorige maand. Mama’s toestand verslechterde snel. De huisarts kwam vaker langs, de thuiszorg werd uitgebreid. Mark kwam één keer op bezoek, bleef een uur en vertrok weer met een vluchtige kus op haar wang.

‘Hij heeft het druk,’ zei mama verontschuldigend toen ik haar ernaar vroeg.

‘Ik ook,’ fluisterde ik, maar ze hoorde me niet.

Toen ze stierf, voelde ik me leeg en verloren. De begrafenis was klein; familie uit Groningen, wat oude collega’s van mama, Mark en ik. Na afloop stond ik alleen bij haar graf terwijl Mark met zijn telefoon stond te bellen.

Een week later zat ik bij de notaris. Mark was er ook, strak in pak zoals altijd.

‘Mevrouw van Dijk,’ begon de notaris formeel, ‘uw moeder heeft een testament opgesteld.’

Ik knikte, verwachtte niet veel – het huis misschien, wat spaargeld.

‘Zij laat al haar bezittingen na aan haar zoon, Mark van Dijk.’

Het voelde alsof de grond onder mijn voeten wegzakte.

‘Wat?’ Mijn stem sloeg over.

Mark keek verbaasd naar mij – of deed alsof.

‘Er is niets voor mij?’ vroeg ik zacht.

De notaris schudde zijn hoofd. ‘Uw moeder heeft dit expliciet zo vastgelegd.’

Ik kon niet geloven wat ik hoorde. Twintig jaar lang had ik alles opgegeven voor haar – mijn dromen, mijn vrijheid, mijn toekomst – en nu bleef ik achter met lege handen.

Thuis staarde ik urenlang naar de muur. Waarom? Waarom had ze dit gedaan? Was ik niet goed genoeg geweest? Had ze meer van Mark gehouden? Of dacht ze dat hij het harder nodig had?

Die avond belde Mark me op.

‘Sanne… luister… Ik wist hier echt niets van.’

‘Nee?’ Mijn stem was kil.

‘Misschien kunnen we iets regelen…’

‘Laat maar,’ onderbrak ik hem. ‘Het gaat niet om geld.’

Maar dat was niet waar. Het ging om erkenning. Om waardering voor alles wat ik had gedaan.

De weken daarna leefde ik op de automatische piloot. Ik ruimde mama’s spullen op – haar sjaals die nog naar haar parfum roken, haar dagboeken vol korte notities over het weer en wat ze had gegeten. Geen woord over mij of Mark. Geen aanwijzing waarom ze deze keuze had gemaakt.

Op een avond vond ik een brief in haar nachtkastje. Aan mij gericht.

‘Lieve Sanne,

Ik weet dat je dit ooit zult lezen als ik er niet meer ben. Je bent altijd mijn steun en toeverlaat geweest. Zonder jou had ik het niet gered. Maar ik maak me zorgen om jou – dat je jezelf vergeet als je alleen voor anderen zorgt. Misschien is dit mijn manier om je los te laten, zodat je eindelijk aan jezelf kunt denken.

Ik hoop dat je begrijpt waarom ik zo heb gekozen.

Mama’

Tranen stroomden over mijn wangen terwijl ik de brief las. Was dit echt haar manier om mij te helpen? Of probeerde ze zichzelf gerust te stellen?

De dagen werden weken en langzaam begon het besef door te dringen: mijn leven lag open, als een leeg schrift waarin nog geen letter geschreven stond. Maar hoe begin je opnieuw als je niet weet wie je bent zonder degene voor wie je hebt gezorgd?

Op straat kom ik oude bekenden tegen die vragen hoe het met me gaat.

‘Gaat wel,’ antwoord ik automatisch.

Maar ’s avonds in bed spoken de vragen door mijn hoofd: Had ik andere keuzes moeten maken? Heeft mijn liefde voor mama me blind gemaakt voor mezelf? En hoe vind je jezelf terug als alles wat je kende wegvalt?

Misschien is dit wel het moment om eindelijk aan mezelf te denken – maar hoe doe je dat na twintig jaar leven voor een ander?

Wat zouden jullie doen als je alles hebt gegeven en toch met lege handen achterblijft? Is liefde ooit genoeg?