De Zomer Die Alles Veranderde: Hoe Ik Mijn Kleinkinderen Teleurstelde
‘Mam, kun je het echt aan? Het zijn twee drukke jongens, hè?’ vroeg mijn dochter Marieke, haar stem trillend van twijfel terwijl ze haar koffers in de gang zette. Ik knikte te snel, te gretig misschien. ‘Maak je geen zorgen, Mariek. Ik ben hun oma, natuurlijk kan ik dat!’ Maar diep vanbinnen voelde ik het knagen. Wat als ik het inderdaad niet aankon? Wat als ik niet de oma was die ze verdienden?
De voordeur viel dicht. De stilte die volgde werd al snel doorbroken door het gestamp van kleine voeten op de trap. ‘Oma! Waar is de iPad?’ riep Bram, de oudste van zeven. Zijn broertje Daan, vijf jaar, trok aan mijn trui. ‘Oma, mag ik chips?’
‘Eerst even rustig jongens,’ probeerde ik, maar mijn stem klonk zwak. De jongens waren gewend aan structuur, aan regels – iets wat ik vroeger met Marieke nooit echt had kunnen bieden. Mijn man, Henk, was altijd de stabiele factor geweest. Maar sinds zijn dood vorig jaar voelde het huis leeg en chaotisch.
De eerste dag ging nog. We bakten pannenkoeken, gingen naar het park. Maar toen het begon te regenen en de jongens zich verveelden, begon het mis te gaan. Ze vochten om speelgoed, gooiden met kussens en luisterden niet als ik riep dat ze moesten stoppen.
‘Oma, jij bent saai!’ schreeuwde Bram toen ik voorstelde om samen een puzzel te maken. Daan huilde omdat hij zijn moeder miste. Ik probeerde ze te troosten, maar voelde me machteloos. Mijn handen trilden toen ik een appje naar Marieke stuurde: “Alles gaat goed hoor!”
’s Nachts lag ik wakker. Ik hoorde de jongens fluisteren in hun kamer. ‘Ik wil naar huis,’ snikte Daan zachtjes. Mijn hart brak. Was dit hoe Marieke zich vroeger bij mij had gevoeld? Had ik haar ook zo vaak teleurgesteld?
De volgende ochtend liep alles uit de hand. Tijdens het ontbijt gooide Bram zijn melk om en Daan begon te gillen omdat zijn boterham niet in driehoekjes was gesneden zoals thuis. Ik verloor mijn geduld en schreeuwde: ‘Nu is het genoeg! Jullie luisteren nooit!’
Het werd stil. Twee paar grote ogen keken me aan, vol schrik en verdriet. Bram begon te huilen en Daan kroop onder de tafel.
Ik voelde me verschrikkelijk. Dit was niet hoe ik oma wilde zijn. Ik belde Marieke met trillende handen.
‘Mam, wat is er aan de hand?’ vroeg ze bezorgd.
‘Het spijt me… Ik kan het niet. Ze zijn ongelukkig hier. Misschien… misschien kunnen Jan en Els ze ophalen?’
Jan en Els – de andere grootouders – woonden in een modern huis met een trampoline in de tuin en altijd verse limonade in de koelkast. De jongens waren dol op hen.
Marieke zuchtte diep aan de andere kant van de lijn. ‘Ik kom eraan, mam.’
Toen ze arriveerde, keek ze me aan met een mengeling van teleurstelling en medelijden. ‘Mam… waarom heb je niet eerder gezegd dat het niet ging?’
‘Ik wilde zo graag laten zien dat ik het kon,’ fluisterde ik.
Ze knikte, maar haar blik gleed naar haar kinderen die opgelucht hun tassen pakten.
Die avond zat ik alleen aan tafel, starend naar twee halflege bekers ranja en een bord met kruimels. De stilte was oorverdovend.
De dagen daarna voelde ik me leeg en schuldig. Marieke stuurde een paar foto’s van de jongens bij Jan en Els: lachend op de trampoline, ijsjes etend in de zon. Geen spoor van verdriet of heimwee.
Mijn zus Anja belde: ‘Je moet jezelf niet zo veroordelen, Elsje. Je hebt je best gedaan.’
Maar had ik dat wel? Of had ik gewoon gefaald als moeder én als oma?
Op zondag kwam Marieke langs zonder de kinderen.
‘Mam, we moeten praten,’ zei ze terwijl ze haar jas uitdeed.
Ik knikte zwijgend.
‘Je hoeft geen perfecte oma te zijn,’ begon ze voorzichtig. ‘Maar je moet wel eerlijk zijn over wat je aankunt.’
‘Ik wilde gewoon… goedmaken wat ik vroeger heb laten liggen,’ zei ik zacht.
Ze pakte mijn hand vast. ‘Weet je nog hoe vaak jij er voor mij was toen ik ziek was? Of toen papa overleed? Je hoeft jezelf niet te bewijzen.’
Toch bleef het knagen. De jongens wilden niet meer bij mij logeren die zomer. Ze kwamen alleen nog langs als Marieke erbij was.
Op een dag vroeg Bram: ‘Oma, ben je nog boos op ons?’
Mijn keel kneep dicht. ‘Nee lieverd… Oma was gewoon even verdrietig omdat ze jullie zo graag blij wilde maken.’
Daan kroop op schoot en fluisterde: ‘Mag ik volgende keer weer komen?’
Ik knikte, maar wist dat het anders zou moeten. Minder ambitieus misschien, meer mezelf.
’s Avonds keek ik naar oude foto’s van Henk met de kleinkinderen op zijn schoot. Hij had altijd geduld gehad – iets wat mij vaak ontbrak.
Was dit het leven dat ik voor mezelf had gewild? Altijd twijfelend of ik wel genoeg was – als moeder, als oma, als mens?
Misschien is falen soms nodig om opnieuw te beginnen. Maar hoe vind je de moed om het nog eens te proberen?
Hebben jullie ooit zo’n fout gemaakt binnen je familie? Hoe heb je het vertrouwen weer opgebouwd?