Een Leven Niet Geleefd: “Ik Wilde Leven Voor Mezelf, Niet Alleen Voor Mijn Zoon en Kleinkinderen”

“Mam, waarom doe je altijd zo moeilijk? Je weet toch dat we zondag bij jou komen eten.”

De stem van mijn zoon, Jeroen, klinkt geïrriteerd aan de andere kant van de lijn. Ik staar naar het vergeelde behang in mijn kleine woonkamer in Amersfoort. Mijn handen trillen een beetje, zoals altijd als ik me overweldigd voel. “Ik… ik weet het, Jeroen. Maar ik had eigenlijk iets anders gepland.”

“Wat dan?” Zijn toon is scherp. “Je weet toch dat de kinderen zich verheugen op oma’s pannenkoeken?”

Ik slik. Mijn plannen zijn niet bijzonder. Een wandeling door het bos, misschien een kopje koffie bij dat nieuwe tentje aan de Eem. Alleen. Voor het eerst in jaren wilde ik iets voor mezelf doen op zondag. Maar hoe leg ik dat uit aan mijn zoon, die altijd gewend is dat ik klaarsta?

“Laat maar,” zeg ik zacht. “Jullie zijn welkom.”

Als ik ophang, voel ik tranen prikken achter mijn ogen. Ik ben 68 jaar oud en heb mijn hele leven voor anderen geleefd. Eerst voor mijn ouders, toen voor mijn man – God hebbe zijn ziel – en daarna voor Jeroen en nu voor mijn kleinkinderen. Wanneer was de laatste keer dat iemand vroeg wat ík wilde?

Mijn gedachten dwalen af naar vroeger. Mijn moeder, Gerda, was streng en had weinig geduld voor dromen. “Marijke, je moet niet zo zweverig doen,” zei ze altijd als ik vertelde over mijn wens om te reizen of te schilderen. “Eerst zorgen dat je een goede man vindt.”

En zo gebeurde het. Op mijn twintigste trouwde ik met Henk, een degelijke man met een vaste baan bij de gemeente. Liefde? Misschien in het begin, maar al snel werd het leven een aaneenschakeling van verplichtingen: werken, koken, wassen, zorgen voor Jeroen.

Henk overleed plotseling aan een hartaanval toen Jeroen vijftien was. Vanaf dat moment stond alles in het teken van overleven. Jeroen had me nodig, en ik gaf alles wat ik had. Mijn eigen verlangens verdwenen naar de achtergrond.

Nu, zoveel jaren later, is Jeroen volwassen en vader van twee prachtige kinderen: Sophie en Bram. Maar nog steeds lijkt het alsof mijn leven draait om hun agenda’s, hun wensen.

Op zondag komt de familie binnenvallen. Sophie rent op me af. “Oma! Gaan we weer schilderen?” Haar ogen glinsteren.

“Ja lieverd,” glimlach ik, terwijl ik haar blonde haren uit haar gezicht strijk.

Jeroen ploft op de bank en zucht diep. “Mam, heb je misschien nog wat van die oude foto’s? Bram moet een spreekbeurt houden over opa.”

Ik knik en loop naar de kast waar ik dozen vol herinneringen bewaar. Terwijl ik zoek naar foto’s van Henk, valt mijn oog op een vergeeld schriftje: mijn oude dagboek uit 1972. Ik blader erdoorheen en lees over dromen die nooit zijn uitgekomen: Parijs bezoeken, leren schilderen bij de Volksuniversiteit, alleen naar een concert gaan.

Die avond lig ik wakker in bed. De woorden uit mijn dagboek echoën in mijn hoofd. Waarom heb ik nooit voor mezelf gekozen? Waarom voelde het altijd als egoïsme om iets voor mezelf te willen?

De volgende ochtend belt mijn zusje Anja. “Marijke, je klinkt zo moe de laatste tijd. Gaat het wel?”

Ik aarzel even voordat ik antwoord geef. “Ik weet het niet meer, Anja. Soms voelt het alsof ik geleefd word.”

Ze zucht. “Je mag best eens aan jezelf denken, hoor. Je hebt genoeg gegeven.”

Maar hoe doe je dat? Hoe begin je op je 68e opnieuw?

Een week later sta ik in de supermarkt als ik onverwacht word aangesproken door Els, een oude vriendin van vroeger.

“Marijke! Wat leuk je te zien! Hoe gaat het?”

We raken aan de praat en ze vertelt dat ze zich heeft opgegeven voor schilderles bij de Volksuniversiteit.

“Kom je ook? Je was vroeger altijd zo creatief!”

Mijn hart maakt een sprongetje, maar meteen voel ik schuldgevoel opkomen.

“Dat kan toch niet,” hoor ik mezelf zeggen. “Ik moet oppassen op de kleinkinderen.”

Els legt haar hand op mijn arm. “Je mag ook eens kiezen voor jezelf.”

Die avond praat ik met Jeroen.

“Jeroen,” begin ik voorzichtig terwijl we samen de afwas doen na het eten, “ik wil graag iets nieuws proberen. Schilderles bij de Volksuniversiteit.”

Hij kijkt verbaasd op. “Maar wie past er dan op Sophie en Bram als wij werken?”

“Misschien kunnen jullie oppas regelen? Of ze gaan een middagje naar een vriendje?” Mijn stem trilt.

Hij fronst zijn wenkbrauwen. “Je weet toch dat we op je rekenen, mam.”

De woorden snijden door me heen. Altijd rekenen ze op mij – maar wie rekent er eigenlijk op Marijke?

Die nacht droom ik van Parijs: brede boulevards, schildersezels langs de Seine, muziek in de verte. Ik word wakker met tranen op mijn wangen.

De dagen erna voel ik me verscheurd tussen schuldgevoel en verlangen naar vrijheid. Ik schrijf me stiekem in voor de schildercursus en vertel niemand iets.

De eerste les is spannend en bevrijdend tegelijk. De geur van verf, het zachte geklets van andere cursisten – het voelt alsof er iets in mij openbreekt wat jarenlang opgesloten zat.

Na afloop drink ik koffie met Els.

“Je straalt,” zegt ze lachend.

Maar thuis wacht Jeroen met een boze blik.

“Mam, waarom heb je niks gezegd? Sophie was verdrietig dat je er niet was.”

Ik probeer uit te leggen hoe belangrijk dit voor mij is, maar hij luistert nauwelijks.

“We hebben je nodig,” zegt hij kortaf.

Die avond huil ik zachtjes in bed. Waarom voelt kiezen voor mezelf als verraad?

Toch ga ik door met schilderen. Langzaam begin ik te veranderen: ik zeg vaker nee tegen familieverplichtingen en ja tegen kleine avonturen voor mezelf – een dagje naar het museum, koffie drinken met Anja in Utrecht.

De familie reageert wisselend: Sophie vindt het jammer dat oma minder vaak oppast, maar Bram vindt het stoer dat oma schildert (“Misschien word je wel beroemd!”). Jeroen blijft mokken en verwijten maken.

Op een dag barst de bom tijdens een familiediner.

Jeroen smijt zijn vork neer. “Sinds wanneer draait alles om jou? Wij hebben ook ons leven!”

Ik kijk hem aan en voel eindelijk kracht in mezelf groeien.

“Precies,” zeg ik zacht maar vastberaden. “En nu wil ik ook mijn eigen leven leiden.”

Het wordt stil aan tafel.

Na die avond verandert er veel. De band met Jeroen blijft gespannen, maar met Sophie en Bram krijg ik een nieuwe relatie: minder oppasoma, meer inspirerende oma die haar dromen najaagt.

Soms voel ik spijt over alles wat ik heb gemist – Parijs zal misschien altijd een droom blijven – maar nu leef ik tenminste een beetje voor mezelf.

En soms vraag ik me af: hoeveel vrouwen zoals ik zijn vergeten wie ze zelf zijn? Is het ooit te laat om opnieuw te beginnen?