“Mam, je bent geen twintig meer!” – Een leven tussen generaties
‘Mam, je bent geen twintig meer! Wanneer ga je nou eindelijk eens normaal doen?’
De woorden van mijn dochter, Sophie, snijden door de stilte in mijn kleine woonkamer in Utrecht. Haar stem trilt van frustratie. Ik kijk naar haar, haar handen stevig op haar heupen, haar ogen priemend in de mijne. Mijn kleindochter Noor zit op de bank met haar tablet, ogenschijnlijk ongeïnteresseerd, maar ik weet dat ze alles hoort.
‘Normaal doen?’ herhaal ik zachtjes. ‘Wat bedoel je daarmee, Sophie?’
Ze zucht diep, rolt met haar ogen. ‘Je bent een oma nu! Je hoort op te passen, koekjes te bakken, breien of zoiets. Niet…’ Ze gebaart naar mijn felgekleurde jurk en de leren jas die over de stoel hangt. ‘Niet zo rond te lopen alsof je nog naar Lowlands gaat.’
Ik voel een steek van pijn. Alsof mijn leven, mijn dromen, mijn verlangens niet meer tellen sinds ik oma ben geworden. Alsof ik een rol moet spelen die mij niet past.
‘Sophie, ik ben nog steeds mezelf. Ik hou van Noor, natuurlijk pas ik op haar als het nodig is. Maar ik wil ook leven. Ik wil dansen, reizen, lachen…’
‘Dat kan toch ook als je ouder bent? Maar je moet wel rekening houden met ons! Je kleindochter heeft stabiliteit nodig. En papa…’
Bij het noemen van haar vader voel ik een oude wond openrijten. Mijn man, Jan, is drie jaar geleden overleden aan een hartaanval. Sindsdien is alles veranderd. Sophie verwachtte dat ik direct in de rol van zorgzame oma zou stappen, maar ik kon het niet. Ik was mezelf kwijt.
‘Sophie,’ zeg ik zacht, ‘ik probeer echt mijn best te doen. Maar soms… soms weet ik niet meer wie ik ben zonder Jan.’
Ze kijkt weg, haar gezicht verstijfd. ‘Dat is het nou juist, mam. Je vlucht weg in feestjes en vakanties met je vriendinnen. Je bent nooit thuis als we je nodig hebben.’
Ik voel tranen branden achter mijn ogen. Is dat echt hoe ze mij ziet? Als iemand die vlucht? Of is het haar eigen angst om mij kwijt te raken?
Noor kijkt op van haar tablet. ‘Oma, mag ik straks met jou naar het park?’
Ik glimlach naar haar. ‘Natuurlijk lieverd.’
Sophie schudt haar hoofd. ‘Zie je? Dat bedoel ik nou! Je zegt overal ja op, maar als het erop aankomt…’
‘Sophie!’ Mijn stem klinkt harder dan bedoeld. ‘Ik ben niet alleen oma. Ik ben ook Marijke. Ik heb verlangens, dromen…’
Ze kijkt me aan alsof ze me voor het eerst ziet.
‘Weet je nog,’ begin ik aarzelend, ‘toen jij zestien was en je wilde naar dat schoolfeest? Ik was doodsbang dat er iets zou gebeuren. Maar ik liet je gaan omdat ik wist dat jij moest ontdekken wie je was.’
Ze zwijgt.
‘Gun mij dan nu ook die ruimte,’ fluister ik.
De stilte tussen ons is zwaar en vol onuitgesproken woorden.
Die avond lig ik wakker in bed. De regen tikt tegen het raam en in het donker voel ik de leegte naast me waar Jan ooit lag. Soms praat ik nog tegen hem.
‘Jan,’ fluister ik, ‘waarom is het zo moeilijk? Waarom begrijpt Sophie me niet?’
Ik denk terug aan onze eerste jaren samen. Hoe we samen door Amsterdam fietsten, hoe we droomden van verre reizen en een groot gezin. Toen Sophie werd geboren voelde ik me compleet – maar ook gevangen in verwachtingen waar ik nooit om had gevraagd.
Na Jans dood probeerde ik mezelf opnieuw uit te vinden. Ik sloot me aan bij een wandelclubje in het park, begon schilderlessen te nemen en ging zelfs een weekend naar Berlijn met mijn vriendin Els.
Maar telkens als ik thuiskwam, voelde ik de spanning met Sophie groeien.
De volgende ochtend staat Sophie onverwacht voor de deur.
‘Mam, kunnen we praten?’ Haar stem klinkt zachter dan gisteren.
We zitten aan de keukentafel met koffie.
‘Het spijt me dat ik zo uitviel,’ zegt ze na een lange stilte. ‘Ik ben gewoon bang dat Noor zonder familie opgroeit. Papa is er niet meer… en jij lijkt soms zo ver weg.’
Ik pak haar hand vast.
‘Sophie, ik ben er voor jullie. Maar ik moet ook leren leven zonder Jan. Dat betekent niet dat ik jullie minder liefheb.’
Ze knikt langzaam.
‘Misschien… misschien kunnen we samen iets doen? Met Noor erbij? Iets wat jij leuk vindt én wij ook?’
Ik glimlach door mijn tranen heen.
‘Dat lijkt me heerlijk.’
Die zaterdag gaan we samen naar het Spoorwegmuseum in Utrecht – iets wat Noor geweldig vindt en waar Sophie en ik herinneringen ophalen aan vroeger. We lachen om oude foto’s, eten poffertjes en voor het eerst in lange tijd voel ik me weer verbonden met mijn dochter.
Toch blijft er iets knagen. De verwachtingen van anderen drukken zwaar op mijn schouders. Op zondagavond krijg ik een appje van Els: “Kom je vrijdag mee dansen bij Tivoli?”
Mijn vingers zweven boven het scherm. Kan ik dit maken? Of moet ik thuisblijven voor Sophie en Noor?
Ik besluit te gaan – en nodig Sophie uit om mee te komen.
Vrijdagavond staan we samen op de dansvloer. Sophie lacht onzeker maar laat zich meevoeren door de muziek. Noor logeert bij een vriendinnetje.
Als we buiten staan in de frisse nachtelijke lucht, kijkt Sophie me aan.
‘Misschien heb je gelijk, mam,’ zegt ze zachtjes. ‘Misschien moeten we allebei leren loslaten.’
Ik knik en sla mijn arm om haar heen.
Nu, maanden later, hebben we onze balans gevonden – soms schuurt het nog steeds, maar we praten meer dan ooit.
En als Noor vraagt: ‘Oma, ga je mee schommelen?’ zeg ik ja – zonder schuldgevoel over wie ik ben of wie ik zou moeten zijn.
Soms vraag ik me af: hoeveel ruimte mag je innemen als moeder én als mens? Wie bepaalt eigenlijk hoe een oma zich hoort te gedragen? Wat denken jullie: moet je jezelf opofferen voor familie of mag je ook kiezen voor je eigen geluk?