Oude Vrienden, Nieuwe Maskers: Een Onverwachte Ontmoeting in de Albert Heijn
‘Dus… je hebt geen tijd voor koffie, maar wel om uitgebreid boodschappen te doen?’ Mijn stem trilde, maar ik probeerde het luchtig te brengen. Marleen keek op van haar winkelwagentje, haar ogen groot. ‘Sanne, wat doe jij hier?’ Ze lachte ongemakkelijk, haar hand schoot naar haar haar alsof ze zich ineens bewust was van haar warrige knot.
Het was zes maanden geleden dat we elkaar voor het laatst hadden gezien. Zes maanden vol korte, kille appjes: “Druk, sorry. Volgende keer.” Ik had me eroverheen proberen te zetten, mezelf wijsgemaakt dat het leven nu eenmaal druk was. Maar nu, tussen de schappen met hagelslag en pindakaas, voelde ik de oude pijn weer opborrelen.
‘Ik woon hier om de hoek, weet je nog?’ zei ik. ‘En jij?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Ja, ik moest nog wat halen voor de kinderen. Je weet hoe dat gaat.’
Ik knikte, maar eigenlijk wist ik dat niet. Ik had geen kinderen. Geen partner meer ook, sinds Mark vorig jaar vertrok. Marleen had alles wat ik ooit wilde: een huis in Amersfoort, twee kinderen, een man die haar op handen droeg. En toch was zij degene die afstand hield.
‘Hoe gaat het met je?’ vroeg ze, terwijl ze een pak melk in haar kar legde.
‘Goed,’ loog ik. ‘Druk met werk.’
Ze glimlachte flauwtjes. ‘Ja, iedereen is druk tegenwoordig.’
Een ongemakkelijke stilte viel. Ik voelde de tranen prikken achter mijn ogen. Waarom deed ze zo afstandelijk? We waren vroeger onafscheidelijk. Samen op de fiets naar school, samen huilen om jongens die ons hart braken. En nu stonden we hier als vreemden.
‘Weet je nog die keer dat we stiekem wijn dronken in het park?’ probeerde ik.
Ze lachte kort, maar haar blik gleed alweer naar haar boodschappenlijstje. ‘Ja… andere tijden.’
‘Waarom hoor ik zo weinig van je?’ floepte ik eruit voordat ik mezelf kon tegenhouden.
Ze keek me aan, haar gezicht ineens hard. ‘Sanne, het leven verandert gewoon. Ik heb geen tijd meer voor eindeloze koffiedates en diepzinnige gesprekken. De kinderen slokken alles op.’
‘Maar je had toch even kunnen bellen? Of gewoon eerlijk kunnen zijn?’ Mijn stem brak.
Ze zuchtte diep. ‘Eerlijk zijn? Oké dan. Soms voelt het alsof jij alles van me verwacht, terwijl ik zelf nauwelijks boven water blijf. Jij hebt geen idee hoe zwaar het is om alles draaiende te houden.’
Ik voelde me klein worden. ‘Sorry… Ik dacht gewoon dat we vrienden waren.’
Ze keek weg. ‘Misschien zijn we gewoon uit elkaar gegroeid.’
De woorden hingen tussen ons in als een koude mist. Ik wilde iets zeggen, iets doen om de afstand te overbruggen, maar alles leek zinloos.
‘Weet je wat het is,’ zei ze zacht, ‘ik ben jaloers op jou. Jij hebt vrijheid. Je hoeft aan niemand verantwoording af te leggen. Soms wou ik dat ik weer even Sanne kon zijn.’
Ik slikte. ‘En ik wou dat ik jouw leven had.’
We lachten allebei ongemakkelijk, maar het was geen vrolijke lach. Meer een erkenning van alles wat we niet durfden uit te spreken.
‘Misschien moeten we gewoon accepteren dat dingen veranderen,’ zei ze uiteindelijk.
Ik knikte langzaam. ‘Misschien wel.’
We namen afscheid bij de kassa, zonder beloftes voor een volgende keer. Terwijl ik naar huis liep met mijn tas vol boodschappen voelde ik me leeg en opgelucht tegelijk.
’s Avonds zat ik op de bank en dacht aan vroeger. Aan hoe makkelijk alles leek toen we jong waren. Hoe vriendschap vanzelfsprekend was en de toekomst oneindig.
Nu vraag ik me af: hoeveel mensen lopen er rond met heimwee naar wat ooit was? En durven we elkaar echt te vertellen wat er in ons leeft? Misschien is het tijd om eerlijker te zijn – niet alleen tegen anderen, maar vooral tegen onszelf.