Aan deze kersttafel ben ik onzichtbaar geworden: het verhaal van Marjan
‘Marjan, waar is de jus?’
De stem van mijn man Kees klinkt geërgerd door de woonkamer. Ik sta op van mijn stoel, terwijl mijn kleindochter Lotte zachtjes haar hand op mijn arm legt. ‘Oma, je hoeft niet altijd alles te doen,’ fluistert ze. Maar ik glimlach flauwtjes en loop naar de keuken. De geur van gebraden kalkoen en stoofpeertjes hangt zwaar in de lucht. Mijn handen trillen een beetje als ik de sauspan pak. Het is kerstavond, maar in plaats van warmte voel ik een koude leegte in mijn borst.
Ik weet niet precies wanneer het begonnen is. Misschien toen onze oudste, Jeroen, uit huis ging en nooit meer echt terugkwam. Of misschien was het al veel eerder, toen ik mezelf langzaam maar zeker naar de achtergrond schoof. Altijd was er iets te doen: kinderen naar voetbal brengen, verjaardagen organiseren, de administratie bijhouden, boodschappen doen bij Albert Heijn, zorgen dat iedereen zijn favoriete toetje kreeg met kerst. Kees was altijd druk met zijn werk bij de gemeente, en als hij thuiskwam, verwachtte hij rust en orde.
‘Mam, kun je even helpen met de wifi? Het werkt weer niet,’ roept mijn dochter Sanne vanuit de gang. Ik zet de jus op tafel en loop naar haar toe. Ze kijkt me nauwelijks aan terwijl ze haar telefoon in mijn handen duwt. ‘Ik snap niet waarom het hier altijd zo traag is.’
‘Misschien moet je het even uit- en aanzetten,’ zeg ik zachtjes. Ze zucht en rolt met haar ogen. ‘Laat maar, ik vraag het straks wel aan papa.’
Ik slik de pijn weg. Vroeger kwamen ze naar mij toe met hun problemen. Nu ben ik degene die in de weg loopt.
Tijdens het eten praten ze over hun werk, hun vrienden, hun vakanties naar Spanje en Italië. Kees lacht hard om een grap van Jeroen, terwijl Sanne foto’s laat zien van haar nieuwe appartement in Utrecht. Niemand vraagt hoe het met mij gaat. Niemand vraagt of ik nog dromen heb, of ik gelukkig ben.
‘Mam, kun je het zout aangeven?’ vraagt Jeroen zonder op te kijken van zijn telefoon.
Ik geef het zout door en kijk naar mijn handen. Ze zijn ouder geworden, met vlekjes en rimpels die ik vroeger alleen bij mijn moeder zag. Mijn moeder… Ze zei altijd: ‘Marjan, zorg goed voor jezelf, anders vergeet je wie je bent.’ Maar hoe doe je dat als iedereen iets van je nodig heeft?
Na het eten ruim ik de tafel af. Lotte helpt me met stapelen van de borden. ‘Oma, waarom ben je zo stil?’ vraagt ze zachtjes.
Ik glimlach weer, maar deze keer breekt er iets in mij. ‘Soms voel ik me gewoon een beetje moe, lieverd.’
Ze knikt begrijpend en drukt haar kleine handje in de mijne.
Als iedereen vertrekt naar de woonkamer voor koffie en cadeautjes, blijf ik achter in de keuken. Ik hoor hun stemmen en gelach door de deur heen. Even leun ik tegen het aanrecht en sluit mijn ogen.
‘Waarom doe ik dit allemaal nog?’ fluister ik in het donker.
Plotseling hoor ik Kees’ stem: ‘Marjan! Kom je nog? We wachten op je!’
Ik veeg snel een traan weg en loop naar binnen. De kinderen zitten al klaar met hun cadeautjes. Kees overhandigt me een klein pakje. ‘Voor jou,’ zegt hij kort.
Ik maak het open: een nieuwe keukenschort met tulpen erop. Iedereen lacht. ‘Die kun je goed gebruiken, mam!’ zegt Sanne.
Ik lach mee, maar vanbinnen voel ik me kleiner dan ooit.
Later die avond, als iedereen weg is en Kees tv kijkt, zit ik alleen aan tafel met een kop thee. De stilte drukt zwaar op mijn schouders.
Mijn gedachten dwalen af naar vroeger: hoe Kees en ik elkaar ontmoetten op een feestje in Groningen, hoe we samen droomden van een groot gezin en een huis vol liefde. Hoe we samen lachten om kleine dingen – een gebroken vaas, een mislukte taart – en hoe we elkaar vasthielden als het leven tegenzat.
Maar ergens onderweg ben ik mezelf kwijtgeraakt. Mijn dagen bestaan uit zorgen voor anderen, zonder dat iemand zich afvraagt wie er voor mij zorgt.
De volgende ochtend belt Sanne. ‘Mam, kun je oppassen? Ik moet werken en Lotte is nog ziek.’
‘Natuurlijk,’ zeg ik automatisch.
Als Lotte slaapt op de bank, kijk ik naar haar gezichtje. Zo vredig, zo onschuldig. Ik vraag me af of zij later ook zal vergeten wie ze is als ze moeder wordt.
’s Avonds probeer ik met Kees te praten.
‘Kees… Voel jij je ook wel eens… onzichtbaar?’
Hij kijkt op van zijn krant. ‘Hoe bedoel je?’
‘Gewoon… Dat niemand echt ziet wat je doet? Dat je er wel bent, maar niemand het merkt?’
Hij haalt zijn schouders op. ‘Ach Marjan, zo is het leven toch? Iedereen heeft het druk.’
Ik knik, maar voel me niet begrepen.
De dagen gaan voorbij in hetzelfde ritme: zorgen voor anderen, luisteren naar hun verhalen, hun problemen oplossen. Mijn eigen stem wordt steeds zachter.
Totdat er iets breekt.
Op een dag word ik wakker met een stekende pijn op mijn borst. Ik probeer op te staan, maar mijn benen voelen slap. Kees belt 112 en binnen tien minuten lig ik in een ambulance onderweg naar het ziekenhuis.
In het ziekenhuis lig ik alleen op een kamer met witte muren en het geluid van piepende apparaten om me heen. De arts zegt dat het stress is – te veel gegeven, te weinig genomen.
Sanne komt langs met bloemen. Ze huilt als ze me ziet liggen.
‘Mam… Waarom heb je nooit gezegd dat het zo slecht ging?’
Ik kijk haar aan en voel eindelijk ruimte om te spreken.
‘Omdat niemand vroeg hoe het met mij ging.’
Ze pakt mijn hand vast en zegt zacht: ‘Dat spijt me zo…’
Langzaam begint er iets te veranderen. Sanne komt vaker langs zonder iets te vragen – gewoon om samen thee te drinken. Jeroen belt om te vragen hoe het gaat. Kees probeert vaker te koken (al mislukt dat meestal).
Maar het belangrijkste is dat ik mezelf weer probeer terug te vinden. Ik begin te schilderen – iets wat ik vroeger graag deed voordat de kinderen kwamen. Ik wandel door het park in ons dorpje bij Amersfoort en geniet van de stilte die niet meer zwaar voelt, maar als een warme deken om me heen ligt.
Toch blijft er iets knagen tijdens de feestdagen als we weer samen aan tafel zitten.
‘Zien jullie mij nu wel?’ vraag ik me af terwijl ik naar mijn familie kijk.
En misschien nog belangrijker: zie ík mezelf weer?
Wat denken jullie? Herkennen jullie dit gevoel van onzichtbaarheid? Wanneer was de laatste keer dat iemand écht vroeg hoe het met jou ging?