Afgeluisterd gesprek: Willen ze me echt naar een verzorgingshuis sturen?
‘Mam, je moet begrijpen dat het zo niet langer kan.’ De stem van mijn zoon, Daan, trilt lichtjes, maar klinkt vastberaden. Ik sta in de gang, mijn hand nog op de deurklink van de slaapkamer. Ze weten niet dat ik meeluister. Mijn schoondochter, Marieke, zucht diep. ‘Ze vergeet steeds vaker dingen, Daan. Gisteren stond het gas nog aan. Wat als er iets gebeurt?’
Mijn hart bonkt in mijn keel. Ik voel me plotseling duizend jaar oud. Mijn eigen zoon, die ik grootgebracht heb in dit huis in Amersfoort, bespreekt nu hoe ik hier niet meer hoor. Hoe ik een gevaar ben voor mezelf. Of voor hen? Ik hoor stoelen schuiven aan de keukentafel. ‘We moeten het binnenkort regelen,’ zegt Daan zacht. ‘En het appartement… als we het nu alvast op mijn naam zetten, kunnen we veel gedoe voorkomen.’
Mijn benen voelen slap. Ik schuifel terug naar mijn kamer, sluit de deur en laat me op het bed zakken. Tranen prikken achter mijn ogen. Is dit hoe het eindigt? Na alles wat ik voor hem heb gedaan? Mijn hoofd maalt. Heb ik het niet goed gedaan als moeder? Ben ik nu alleen nog maar een last?
De dagen daarna loop ik als een schim door het huis. Daan merkt het op. ‘Gaat het wel, mam?’ vraagt hij tijdens het ontbijt, terwijl hij zijn koffie roert zoals zijn vader dat vroeger deed. Ik knik zwijgend, maar mijn handen trillen zo erg dat ik bijna mijn kopje laat vallen.
’s Nachts lig ik wakker. Ik zie de schaduwen dansen op het plafond en hoor de echo van hun gesprek in mijn hoofd. Mijn gedachten dwalen af naar vroeger: Daan als kleine jongen, met zijn blonde krullen en eeuwige vragen. Hoe hij huilde toen hij voor het eerst naar school moest. Hoe ik hem troostte na zijn eerste gebroken hart. En nu? Nu praat hij over mij alsof ik een probleem ben dat opgelost moet worden.
Op een regenachtige woensdagmiddag komt mijn kleindochter Noor langs. Ze is zestien en zit vol leven. ‘Oma, mag ik bij je zitten?’ vraagt ze zachtjes als ze ziet dat ik gehuild heb. Ik knik en ze kruipt naast me op de bank.
‘Oma, wat is er aan de hand?’
Ik twijfel even, maar dan breek ik. ‘Noor, lieverd… Heb jij ooit gehoord dat papa en mama willen dat ik naar een verzorgingshuis ga?’
Ze kijkt me geschrokken aan. ‘Nee! Dat meen je niet! Papa zou dat toch nooit doen?’
‘Ik hoorde ze praten… Ze willen zelfs het huis op hun naam zetten.’
Noor slaat haar armen om me heen. ‘Oma, ik ga met papa praten. Dit kan toch niet zomaar?’
Die avond is het onrustig in huis. Noor heeft haar vader aangesproken en Daan komt boos mijn kamer binnen. ‘Mam, waarom maak je Noor bang met zulke verhalen?’
Ik voel hoe mijn stem trilt als ik antwoord: ‘Omdat ik jullie hoorde praten, Daan! Over mij… over het huis…’
Hij zucht diep en wrijft over zijn gezicht. ‘Mam, we maken ons zorgen om je. Je vergeet steeds meer dingen en soms ben je in de war.’
‘Dus is de oplossing om mij weg te stoppen? Om alles wat ik heb opgebouwd af te pakken?’ Mijn stem breekt.
Marieke komt erbij staan, haar armen over elkaar geslagen. ‘Het gaat niet om afpakken, maar om regelen. Zodat alles goed geregeld is als er iets gebeurt.’
‘Maar ík leef nog!’ roep ik uit.
Er valt een pijnlijke stilte.
De dagen daarna is de sfeer ijzig in huis. Noor probeert me op te vrolijken, maar ik voel me alleen en verraden. Ik begin te twijfelen aan mezelf: vergeet ik echt zoveel? Ben ik gevaarlijk bezig? Of willen ze gewoon van me af?
Op een avond zit ik alleen in de woonkamer als mijn zus Els belt. Ze woont in Groningen en we spreken elkaar niet vaak meer sinds haar man is overleden.
‘Hoe gaat het met je, Anna?’ vraagt ze.
Ik slik even voordat ik antwoord geef. ‘Niet goed, Els… Ik denk dat Daan me naar een verzorgingshuis wil sturen.’
Els is even stil aan de andere kant van de lijn. ‘Heb je met hem gepraat? Echt gepraat?’
‘Ze luisteren niet,’ fluister ik.
‘Misschien moet je opschrijven wat je voelt,’ zegt Els zachtjes. ‘En dan samen aan tafel gaan zitten.’
Die nacht schrijf ik alles van me af: mijn angsten, mijn verdriet, mijn herinneringen aan vroeger – hoe Daan altijd zei dat hij voor altijd bij me zou blijven.
De volgende dag leg ik de brief op tafel tijdens het avondeten.
‘Wat is dit?’ vraagt Marieke achterdochtig.
‘Lees maar,’ zeg ik zacht.
Daan leest hardop:
‘Lieve Daan en Marieke,
Ik hoorde jullie praten over een verzorgingshuis en het huis op jouw naam zetten. Dat heeft me diep geraakt. Ik voel me verraden en bang dat jullie zonder mij beslissen over mijn leven en mijn thuis. Ik weet dat ik ouder word en soms dingen vergeet, maar ik ben nog steeds jullie moeder – geen last of probleem dat opgelost moet worden…’
Zijn stem breekt halverwege en hij legt de brief neer.
‘Mam…’ begint hij schor.
‘Ik wil gewoon gehoord worden,’ zeg ik zachtjes.
Er volgt een lang gesprek waarin eindelijk alles op tafel komt: hun zorgen om mij, mijn angst om alles kwijt te raken, hun onzekerheid over wat goed is voor mij én voor henzelf.
We spreken af om samen hulp te zoeken: een casemanager ouderenzorg komt langs om te kijken wat er nodig is zodat ik veilig thuis kan blijven wonen zolang het kan. Daan belooft niets meer zonder mij te beslissen.
Het vertrouwen is broos, maar er is weer hoop.
Toch blijft er iets knagen als ik ’s avonds alleen in bed lig: Hoe weet je of je kinderen echt het beste met je voorhebben – of vooral aan zichzelf denken? En hoe praat je over zulke pijnlijke dingen zonder elkaar kwijt te raken?
Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?