Alleenstaande vader in de knel: De nacht dat alles veranderde
‘Daan, je weet dat je niet met je telefoon mag spelen als je op je broertje en zusjes past, hè?’ Mijn stem trilt als ik het zeg, maar ik probeer streng te klinken. Daan rolt met zijn ogen. ‘Pap, ik ben vijftien. Ik kan heus wel even appen terwijl ze slapen.’
Het is vrijdagavond en ik sta in de gang, jas al aan, sleutels in mijn hand. Mijn jongste, Fleur van zes, klampt zich aan mijn been vast. ‘Papa, ga je echt weg?’ Haar stemmetje snijdt door me heen. Ik kniel neer en strijk haar haren uit haar gezicht. ‘Ik ben zo terug, lieverd. Daan past op jullie. Het is maar voor een paar uurtjes.’
Mijn ex, Marieke, heeft me deze week weer laten weten dat ik ‘nooit genoeg ben’. Dat ik ‘alles verkeerd doe’. Maar ik moet werken — de nachtdienst in het ziekenhuis betaalt de rekeningen. En Daan is oud genoeg, toch? Mijn moeder zegt altijd: ‘Vroeger paste jij op je zusje toen je twaalf was.’ Maar het is niet meer vroeger.
De avond verloopt rustig, tot ik om half twee ’s nachts gebeld word door de buurvrouw, mevrouw De Vries. ‘Bas, je moet NU naar huis komen. Er is iets gebeurd met Fleur.’
Mijn hart slaat over. Ik ren naar mijn auto, vergeet zelfs mijn jas dicht te doen. De regen slaat tegen het raam als ik naar huis race. Mijn gedachten razen: Wat is er gebeurd? Waarom heeft Daan niet gebeld? Ben ik te laat?
Thuis staan er blauwe zwaailichten voor de deur. Fleur zit huilend bij de buurvrouw op schoot. Daan staat bleek in de gang, zijn telefoon trillend in zijn hand. ‘Het spijt me, pap,’ fluistert hij. ‘Ik was even naar boven… en toen hoorde ik Fleur gillen.’
De politie stelt vragen. Hoe oud is Daan? Hoe lang was ik weg? Waarom was er geen volwassen toezicht? Ik probeer uit te leggen dat ik geen keus had — dat ik moest werken, dat Daan altijd verantwoordelijk is geweest. Maar hun blikken zijn kil.
Fleur blijkt uit bed te zijn gegaan en van de trap gevallen. Een gebroken arm en een hersenschudding. In het ziekenhuis kijkt Marieke me vernietigend aan. ‘Dit is jouw schuld,’ sist ze. ‘Je had nooit mogen gaan werken.’
De dagen daarna zijn een waas van schuldgevoel en angst. Jeugdzorg wordt ingeschakeld. Ze willen weten of het vaker gebeurt dat Daan oppast. Of ik wel geschikt ben als alleenstaande vader van vier kinderen.
Mijn moeder belt elke dag. ‘Bas, je moet vechten voor je kinderen! Laat ze niet zomaar alles afpakken.’ Maar ik voel me leeg en verslagen.
Daan praat nauwelijks nog met me. Hij sluit zich op in zijn kamer, muziek hard aan. Als ik hem aanspreek, schreeuwt hij: ‘Jij hebt mij dit laten doen! Het is jouw schuld dat Fleur gevallen is!’
Mijn andere kinderen — Bram van tien en Sophie van acht — zijn stil geworden. Ze kijken me aan met grote ogen, alsof ze bang zijn dat ook zij iets verkeerd doen.
Op een dag komt Jeugdzorg langs voor een huisbezoek. Een jonge vrouw met een notitieblok stelt vragen over onze routines, over wie er kookt, wie er helpt met huiswerk. Ik voel me alsof ik examen doe voor het vaderschap — en elke fout telt dubbel.
Marieke dreigt met een rechtszaak om de kinderen bij mij weg te halen. ‘Je bent onverantwoordelijk,’ zegt ze aan de telefoon. ‘Ik laat dit niet gebeuren.’
’s Nachts lig ik wakker en staar naar het plafond. Ik hoor het zachte snikken van Fleur in haar kamer, het gedempte geluid van Daan’s muziek. Mijn hart breekt telkens opnieuw.
Op een avond zit ik met Daan aan tafel. Hij staart naar zijn bord.
‘Weet je nog,’ begin ik voorzichtig, ‘hoe we vroeger samen naar Ajax keken?’
Hij haalt zijn schouders op.
‘Het spijt me, Daantje,’ zeg ik zacht. ‘Ik had je nooit zo’n verantwoordelijkheid moeten geven.’
Hij kijkt op, ogen rood van het huilen.
‘Ik wilde gewoon dat je trots op me was,’ fluistert hij.
De weken slepen zich voort. De spanning tussen mij en Marieke loopt op tot het kookpunt tijdens de rechtszaak. Haar advocaat somt al mijn tekortkomingen op: te weinig toezicht, te veel werken, te weinig structuur.
Mijn advocaat probeert uit te leggen dat ik alles doe wat ik kan — dat ik van mijn kinderen hou en altijd voor ze gezorgd heb sinds Marieke vertrok.
Na uren wachten komt de uitspraak: de kinderen mogen voorlopig bij mij blijven, maar er komt toezicht van Jeugdzorg.
Ik voel opluchting én schaamte tegelijk. Opluchting omdat ze niet bij me weggehaald worden; schaamte omdat ik blijkbaar niet goed genoeg ben zonder toezicht.
De maanden daarna probeer ik alles anders te doen: minder werken, meer tijd thuis, striktere regels voor oppassen. Maar het vertrouwen tussen mij en Daan is broos geworden.
Op een avond zit ik alleen op de bank en kijk naar een foto van ons gezin — nog compleet, nog onbezorgd.
‘Wanneer ben je eigenlijk een goede ouder?’ vraag ik mezelf hardop af.
Is het genoeg om je best te doen? Of telt alleen het resultaat?
Misschien hebben jullie daar een antwoord op…