Alles kwijt na de dood van mijn broer: een doos vol herinneringen en een leegte die blijft
‘Dus dat was het dan?’ Mijn stem trilde terwijl ik naar mijn schoonzus Marieke keek. Ze stond in de deuropening van het huis waar ik samen met mijn broer Erik zoveel zomers had doorgebracht. Haar blik was koel, haar armen strak over elkaar. ‘Het spijt me, Anna, maar zo staat het in het testament. Alles is aan mij nagelaten.’
Ik voelde hoe mijn hart in mijn borst bonsde. Alles? Het huis, de schilderijen van onze moeder, zelfs de oude platenspeler waarop Erik en ik als kinderen urenlang muziek draaiden? Ik probeerde haar blik te vangen, zocht naar een sprankje mededogen, maar haar ogen weken niet.
‘Je mag deze doos meenemen,’ zei ze uiteindelijk, en schoof een kartonnen doos over de drempel. ‘Daar zitten wat foto’s in. Misschien helpt het je.’
Ik knikte, te verbijsterd om te spreken. Mijn handen trilden toen ik de doos oppakte. De geur van oud papier en stof kwam me tegemoet. Ik hoorde nog vaag hoe Marieke de deur achter me dichttrok. Het klikte hard, alsof ze niet alleen de deur, maar ook een hoofdstuk van mijn leven voorgoed sloot.
Onderweg naar huis voelde ik me leeg. De stad Utrecht raasde aan me voorbij, maar ik zag niets. Mijn gedachten draaiden rondjes: hoe kon het dat alles wat van Erik was, nu van haar was? Was ik dan niets meer? Was onze band zo weinig waard geweest?
Mijn broer en ik waren altijd twee handen op één buik geweest. Zes jaar scheelde we, maar dat maakte nooit uit. Toen ik als kind van mijn fiets viel en mijn knie openhaalde, was het Erik die me op zijn rug naar huis droeg. Als papa weer eens schreeuwde omdat ik iets verkeerd had gedaan, legde Erik zijn hand op mijn schouder en fluisterde: ‘Niet bang zijn, ik ben er.’
Na mama’s dood werden we nog hechter. Papa trok zich steeds verder terug in zijn eigen wereld, maar Erik en ik vonden troost bij elkaar. We deelden alles: geheimen, dromen, angsten. Zelfs toen hij ging studeren in Groningen en ik nog op de middelbare school zat, belden we elke avond.
Toen hij Marieke ontmoette, veranderde er iets. Ze was aardig genoeg in het begin, maar er zat altijd iets afstandelijks in haar houding tegenover mij. Alsof ik een indringer was in hun leven. Erik probeerde ons dichter bij elkaar te brengen – etentjes, weekendjes weg – maar het bleef ongemakkelijk.
Na hun huwelijk verhuisden ze naar een huis aan de rand van Utrecht. Ik kwam er minder vaak; Marieke had altijd wel een reden waarom het niet uitkwam. ‘We hebben het druk,’ zei ze dan met een glimlach die niet haar ogen bereikte.
Toen Erik ziek werd – kanker, uit het niets – stond mijn wereld stil. Ik was er elke dag, bracht soep, las hem voor uit zijn favoriete boeken, hield zijn hand vast als hij pijn had. Marieke was er ook, natuurlijk, maar vaak leek ze meer bezig met praktische zaken dan met Erik zelf.
De laatste weken waren zwaar. Erik werd steeds zwakker. Op een avond vroeg hij me: ‘Anna, beloof je dat je voor Marieke zorgt als ik er niet meer ben?’
Ik slikte mijn tranen weg en knikte. ‘Natuurlijk, dat beloof ik.’
‘En vergeet niet wie je bent,’ fluisterde hij toen. ‘Jij bent altijd mijn zusje gebleven, wat er ook gebeurt.’
Na zijn dood voelde ik me verloren. Papa was inmiddels overleden, en Marieke leek me liever kwijt dan rijk. De begrafenis was sober; Marieke regelde alles zonder mij te betrekken. Ik mocht één gedicht voordragen – meer niet.
En nu stond ik daar: met een doos oude foto’s en herinneringen die niemand anders leek te willen.
Thuis opende ik de doos. Bovenop lag een foto van Erik en mij op het strand van Scheveningen, lachend met zand tussen onze tenen. Daaronder vond ik brieven die we elkaar schreven toen hij in Groningen studeerde. Zijn handschrift was slordig, maar liefdevol.
‘Lieve Anna,’ las ik hardop, ‘ik mis je hier. Niemand begrijpt me zoals jij.’
De tranen stroomden over mijn wangen.
Dagen gingen voorbij waarin ik nauwelijks at of sliep. Mijn vrienden probeerden me op te beuren – ‘Kom op Anna, je moet verder’ – maar hoe doe je dat als je alles kwijt bent?
Op een avond belde Marieke onverwacht aan.
‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg ze zacht.
Ik aarzelde even, maar liet haar binnen.
Ze keek om zich heen naar mijn kleine appartement vol boeken en planten. ‘Het spijt me van laatst,’ zei ze na een lange stilte. ‘Ik weet dat het oneerlijk voelt.’
‘Oneerlijk?’ Mijn stem klonk schor van ingehouden woede. ‘Erik was ook mijn broer! Alles wat ons verbond is weggenomen.’
Ze zuchtte diep en keek naar haar handen. ‘Erik wilde dat zo… Hij dacht dat jij sterk genoeg was om zonder al die spullen verder te gaan.’
‘Sterk genoeg?’ Ik lachte bitter. ‘Misschien ben ik dat niet.’
Marieke stond op het punt iets te zeggen, maar slikte haar woorden in. Ze keek me aan met vochtige ogen.
‘Weet je,’ zei ze uiteindelijk, ‘ik voel me ook alleen zonder hem.’
Voor het eerst zag ik haar verdriet echt.
‘Misschien kunnen we samen herinneringen ophalen,’ stelde ze voor.
Ik knikte langzaam.
Die avond bladerden we samen door de foto’s uit de doos. We lachten om Eriks rare kapsels en huilden om alles wat nooit meer terug zou komen.
Toch bleef er iets knagen: waarom voelde het alsof mijn bestaan minder waard was dan dat van Marieke? Waarom had Erik nooit met mij over zijn testament gesproken?
Soms vraag ik me af: hoeveel blijft er van jezelf over als alles wat je liefhad aan iemand anders wordt gegeven? En is een doos vol herinneringen genoeg om jezelf opnieuw uit te vinden?