Alles voor mijn dochter – en toch alleen achtergelaten
‘Waarom doe je zo tegen mij, Sophie?’ Mijn stem trilt terwijl ik de deur van haar flatje in Utrecht achter me dichttrek. Haar gezicht is koud, haar ogen ontwijken de mijne. ‘Mam, ik kan dit niet meer. Je drukt te veel op me. Ik heb ook mijn eigen leven.’
Die woorden snijden dieper dan ze ooit zal begrijpen. Ik loop de trap af, mijn handen beven. Buiten ruikt het naar regen en natte stoeptegels. Mijn jas is te dun voor deze kille lentedag, maar ik voel het nauwelijks. Alles in mij is leeg.
Mijn naam is Marjan van Dijk. Ik ben 54 jaar en moeder van één dochter: Sophie. Mijn hele leven draaide om haar. Haar vader, Erik, verliet ons toen ze zes was. Hij kon het niet aan, zei hij. Te veel verantwoordelijkheid, te weinig vrijheid. Dus bleef ik achter met een kind en een hypotheek in een rijtjeshuis in Amersfoort.
‘We redden het samen wel, mam!’ zei Sophie altijd dapper als ik weer eens huilend aan de keukentafel zat omdat de rekeningen zich opstapelden. En we redden het ook. Ik werkte als verpleegkundige in het Meander Medisch Centrum, draaide nachtdiensten en nam extra uren aan. Alles zodat zij kon studeren, sporten, muziekles volgen. Ik wilde dat ze alles kreeg wat ik nooit had gehad.
Maar ergens onderweg veranderde er iets. Misschien was het toen ze naar de universiteit ging en in Utrecht op kamers ging wonen. Of misschien was het al eerder, toen ze haar eerste vriendje kreeg – Daan, een aardige jongen uit Zeist, maar met een moeder die vanaf het begin haar neus ophaalde voor mij.
‘Je moeder is zo aanwezig,’ hoorde ik haar eens fluisteren tegen Sophie toen ze dacht dat ik het niet hoorde. ‘Je moet leren loslaten.’
Vanaf dat moment voelde ik het: ik was te veel. Maar hoe laat je los als je hele identiteit moeder is? Als je alles hebt opgeofferd – vakanties, vrienden, zelfs liefde – om je kind gelukkig te maken?
De eerste echte ruzie kwam op een zondagmiddag. Sophie was thuis voor haar verjaardag; ik had haar lievelingstaart gebakken en de familie uitgenodigd. Maar ze kwam pas laat binnen, met Daan en zijn moeder, Carla.
‘Mam, ik had gezegd dat we het klein wilden houden,’ zei ze geïrriteerd toen ze de woonkamer vol zag zitten.
‘Maar lieverd, iedereen wil je graag zien! Je bent jarig!’
Carla legde haar hand op Sophie’s arm. ‘Soms is minder meer, Marjan.’
Ik voelde me vernederd in mijn eigen huis.
Na die dag werd alles anders. Sophie belde minder vaak, kwam minder vaak thuis. Als ze belde, was het kortaf. ‘Druk met studie, mam.’ Of: ‘Daan en ik hebben plannen.’
Ik probeerde begripvol te zijn. Kocht cadeautjes voor haar nieuwe huis, bood aan om te helpen met verhuizen. Maar telkens als ik langskwam, voelde ik me een indringer.
Op een dag belde ze: ‘Mam, kun je even oppassen op de kat? Daan en ik gaan een weekendje weg.’
Natuurlijk deed ik dat. Ik maakte schoon, vulde de koelkast, liet een briefje achter: “Veel plezier samen! Liefs, mam.”
Toen ze thuiskwam, kreeg ik een appje: “Mam, je hoeft niet steeds alles te doen. Het voelt alsof je me niet vertrouwt.”
Ik snapte er niets van. Was dit niet wat moeders deden?
De echte klap kwam toen mijn moeder overleed. Ik had Sophie nodig – meer dan ooit. Maar ze kwam niet naar de begrafenis; Daan’s moeder was jarig en daar moest ze bij zijn.
‘Mam, je weet hoe belangrijk Carla voor Daan is,’ zei ze aan de telefoon.
‘En hoe belangrijk ben ik voor jou?’ vroeg ik zacht.
Ze zweeg.
Sindsdien zie ik haar nauwelijks nog. Ze woont samen met Daan in een nieuwbouwappartement aan de rand van Utrecht. Ze werkt als jurist bij een groot kantoor; haar leven lijkt perfect. Op Facebook zie ik foto’s van etentjes met vrienden, vakanties naar Italië – zonder mij.
Mijn eigen leven is stilgevallen sinds mijn pensioen vorig jaar. De dagen zijn lang en leeg; soms praat ik hardop tegen mezelf om de stilte te verdrijven.
Mijn zus Anja zegt: ‘Je moet meer aan jezelf denken, Marjan! Ga op yoga of zo.’ Maar hoe doe je dat als je altijd alleen maar hebt gezorgd?
Soms droom ik dat Sophie weer klein is; dat ze ’s nachts huilend naar mijn bed komt omdat ze bang is voor onweer. Dat ik haar kan troosten met warme melk en zachte woorden.
Maar nu ben ik degene die bang is – bang om vergeten te worden.
Op een dag sta ik onverwacht voor haar deur. Ik wil haar zien, haar vasthouden, gewoon even praten zoals vroeger.
Ze doet open met een frons op haar gezicht.
‘Mam? Wat doe je hier?’
‘Ik… ik mis je gewoon zo,’ stamel ik.
Ze zucht diep. ‘Mam, we hebben dit al zo vaak besproken. Je moet me loslaten.’
‘Maar hoe dan? Hoe laat je los als je alles hebt gegeven?’
Ze kijkt me aan – even zie ik iets van medelijden in haar blik – maar dan draait ze zich om en laat me staan in het halletje vol jassen die niet van mij zijn.
Ik loop terug naar buiten en voel de regen op mijn gezicht branden als tranen die niet meer willen stoppen.
’s Avonds bel ik Anja.
‘Misschien moet je haar gewoon even laten,’ zegt ze voorzichtig.
‘Maar wat als ze me nooit meer nodig heeft?’ fluister ik.
Anja zwijgt.
De dagen daarna probeer ik mezelf bezig te houden: puzzels maken, wandelen door het park waar moeders met kleine kinderen spelen. Soms glimlach ik naar hen – soms kijken ze terug met die vermoeide blik die alleen moeders kennen.
Op een middag krijg ik een kaartje van Sophie: “Lieve mam, bedankt voor alles wat je hebt gedaan. Ik heb tijd nodig om mijn eigen weg te vinden.”
Ik huil om de afstand die tussen ons gegroeid is – een afstand die geen treinreis of telefoontje kan overbruggen.
’s Nachts lig ik wakker en vraag me af: Heb ik gefaald als moeder? Had ik minder moeten geven? Of is dit gewoon hoe het leven gaat – dat kinderen hun eigen pad kiezen en moeders achterblijven met herinneringen?
Misschien ben ik te veel geweest. Of misschien was het nooit genoeg.
Hebben jullie dat ook wel eens gevoeld? Dat alles wat je geeft uiteindelijk niet genoeg blijkt te zijn? Of is onvoorwaardelijke liefde gewoon iets wat alleen moeders begrijpen?