Alles voor mijn zoon – en toen vergat hij mij

‘Daan, waarom bel je nooit meer?’ Mijn stem trilt, zelfs al probeer ik het te verbergen. Het is al weken geleden dat ik iets van hem heb gehoord. Ik staar naar de telefoon in mijn hand, hopend op een antwoord dat niet komt. Buiten tikt de regen tegen het raam van mijn kleine flatje in Amersfoort. De stilte in huis is oorverdovend.

Mijn naam is Marja van Dijk. Ik ben 62 jaar en heb mijn hele leven gewerkt in magazijnen – eerst bij de textiel, later bij een distributiecentrum voor supermarkten. Mijn handen zijn grof en mijn rug doet altijd pijn. Maar ik heb nooit geklaagd. Alles wat ik deed, deed ik voor Daan, mijn enige zoon. Zijn vader, Henk, vertrok toen Daan nog maar drie was. Sindsdien was het altijd wij tweeën tegen de rest van de wereld.

‘Mam, als ik die kans krijg in Rotterdam, dan komt alles goed,’ zei Daan op een avond terwijl hij zijn koffers pakte. Hij was net afgestudeerd aan de Hogeschool Utrecht – iets waar ik zo trots op was dat ik het iedereen vertelde, zelfs aan de kassière bij de Jumbo. Maar die kans in Rotterdam betekende dat hij geld nodig had. Veel geld.

‘Ik heb wat spaargeld,’ zei ik voorzichtig. ‘Het is niet veel, maar misschien helpt het.’

Daan keek me aan met die grote blauwe ogen van hem, ogen die altijd zo veelbelovend hadden geleken. ‘Mam, je bent de beste. Ik zweer dat ik het je teruggeef zodra ik kan.’

Ik gaf hem alles wat ik had – twintigduizend euro. Geld dat ik jarenlang bij elkaar had gespaard door overuren te draaien en vakanties over te slaan. Geld dat bedoeld was voor een rustige oude dag, misschien zelfs een klein huisje aan de rand van de stad.

De eerste maanden belde Daan nog vaak. Hij vertelde over zijn nieuwe baan bij een start-up, over de mensen die hij ontmoette en de kansen die voor het grijpen lagen. Maar naarmate zijn succes groeide, werden de telefoontjes korter en minder frequent.

‘Mam, ik heb het druk,’ zei hij steeds vaker. ‘Ik bel je later wel.’

Later kwam nooit.

Op een dag zag ik zijn foto in het Financieele Dagblad: ‘Daan van Dijk – De nieuwe ster van de Rotterdamse techwereld’. Mijn hart zwol van trots, maar ook van verdriet. Geen woord over mij, geen bedankje voor de vrouw die alles voor hem had opgegeven.

De dagen werden weken, de weken maanden. Mijn flat voelde steeds leger aan. De buren vroegen soms: ‘Hoe gaat het met Daan?’ Ik lachte dan flauwtjes en zei: ‘Druk, druk…’ Maar niemand wist hoe vaak ik ’s nachts wakker lag, starend naar het plafond en me afvragend waar het mis was gegaan.

Op een koude novemberavond stond er ineens iemand voor mijn deur. Ik herkende hem bijna niet – zijn haar was langer, zijn gezicht magerder.

‘Mam…’

Mijn hart sloeg over. ‘Daan? Wat doe je hier?’

Hij keek naar zijn schoenen. ‘Het is allemaal misgegaan. De zaak is failliet. Ik heb schulden… Ik weet niet waar ik anders heen moet.’

Ik wilde boos zijn, hem verwijten maken, schreeuwen dat hij mij vergeten was toen alles goed ging. Maar toen ik zijn gebroken blik zag, voelde ik alleen maar medelijden.

‘Kom binnen,’ zei ik zacht.

Die avond zaten we samen aan de keukentafel, net als vroeger. Hij vertelde over foute investeringen, vrienden die hem lieten vallen en slapeloze nachten vol angst voor de toekomst.

‘Ik heb je teleurgesteld,’ fluisterde hij.

‘Je bent mijn zoon,’ antwoordde ik. ‘Dat verandert nooit.’

De weken daarna probeerden we samen zijn leven weer op te bouwen. Ik hielp hem met sollicitatiebrieven schrijven en leende hem geld voor boodschappen – geld dat ik eigenlijk niet had. Soms voelde het alsof alles zich herhaalde: weer zorgen om geld, weer slapeloze nachten.

Maar er was ook iets veranderd. Daan begon kleine dingen te doen: hij kookte voor me, repareerde de lekkende kraan in de badkamer en bracht bloemen mee van de markt.

Op een avond zaten we samen op de bank. Daan keek me aan met tranen in zijn ogen.

‘Waarom vergeef je me zo makkelijk?’ vroeg hij.

Ik haalde mijn schouders op. ‘Omdat liefde niet verdwijnt als het moeilijk wordt.’

Toch bleef er iets knagen. Had ik hem niet te veel gegeven? Had ik mezelf niet te veel weggecijferd?

Soms vraag ik me af: wat betekent familie als je alles geeft en bijna alles verliest? En als het leven je weer samenbrengt – is dat dan toeval of gewoon liefde?

Wat zouden jullie doen als je kind je vergeet na alles wat je hebt opgeofferd? Is vergeving altijd mogelijk?