Als families samensmelten: De keuze die ons uiteendreef
‘Waarom moet ík altijd degene zijn die weggaat? Waarom mag Lotte blijven?’ Daan’s stem trilt van woede en verdriet. Ik sta in de deuropening van zijn kamer, mijn handen krampachtig om het deurkozijn geklemd. Mijn hart bonkt in mijn keel. ‘Daan, het is niet dat we jou wegsturen…’ probeer ik, maar hij onderbreekt me met een snik. ‘Dat doe je wél! Je kiest voor hem, voor haar! Niet voor mij!’
Ik weet niet meer wat ik moet zeggen. Sinds Bas en ik samenwonen in ons rijtjeshuis in Amersfoort, is niets meer vanzelfsprekend. Mijn zoon Daan, vijftien jaar, heeft altijd moeite gehad met veranderingen. Maar de komst van Bas en zijn dochter Lotte, zestien, heeft alles op scherp gezet. Elke dag is het oorlog om de badkamer, het avondeten, de afstandsbediening. Kleine dingen die uitgroeien tot schreeuwpartijen en deuren die dichtslaan.
‘Marloes, we kunnen zo niet doorgaan,’ zei Bas gisteravond nog zachtjes toen we samen in bed lagen. ‘Het is niet eerlijk tegenover Lotte. Ze voelt zich hier niet thuis.’
‘En Daan dan?’ vroeg ik. ‘Hij is mijn kind. Hij hoort hier.’
Bas zuchtte. ‘Misschien is het goed als hij even bij je ouders logeert. Tot het rustiger wordt.’
Ik voelde me verscheurd. Mijn ouders wonen in een klein dorpje in Friesland, ver weg van alles wat Daan kent. Maar misschien… misschien is het inderdaad beter. Voor iedereen.
Nu sta ik hier, kijkend naar mijn zoon die zijn koffer inpakt met driftige bewegingen. Zijn posters van Ajax hangen scheef aan de muur, zijn bureau ligt bezaaid met schoolboeken en lege blikjes energydrink. Ik wil hem vasthouden, zeggen dat alles goedkomt, maar ik weet dat hij me wegduwt.
‘Daan…’ begin ik weer.
‘Laat maar,’ zegt hij kil. ‘Je hebt je keuze gemaakt.’
Die avond aan tafel is het stil. Lotte prikt zwijgend in haar pasta, Bas leest het nieuws op zijn telefoon. Ik probeer een gesprek te beginnen over school, maar niemand reageert. De spanning is om te snijden.
Na het eten hoor ik Daan boven zijn spullen inpakken. Ik loop naar hem toe en vind hem op zijn bed, starend naar het plafond.
‘Weet je nog,’ zeg ik zacht, ‘toen we samen naar Terschelling gingen? Hoe je toen zei dat de zee je alles liet vergeten?’
Hij draait zich om, zijn ogen rood van het huilen. ‘Dat was toen we nog met z’n tweeën waren.’
Mijn hart breekt.
De volgende ochtend rijden we in stilte naar Friesland. Mijn moeder staat al op de stoep te wachten, haar armen wijd open. Daan loopt zonder om te kijken naar haar toe en verdwijnt in haar omhelzing.
Onderweg terug naar huis voel ik me leeg. Bas probeert me gerust te stellen: ‘Het komt goed, Marloes. Daan heeft tijd nodig.’
Maar de dagen erna voel ik hoe het huis stiller is zonder Daan’s muziek uit zijn kamer, zonder zijn gemopper bij het ontbijt. Lotte lijkt opgelucht, Bas ook. Maar ik? Ik mis mijn kind.
Na een week belt mijn moeder: ‘Daan praat nauwelijks. Hij zit alleen maar op zijn kamer.’
Ik besluit hem te bellen. ‘Hoi lieverd, hoe gaat het?’
‘Prima,’ zegt hij kortaf.
‘Wil je iets vertellen?’
‘Nee.’
‘We missen je hier.’
‘Jullie misschien, maar zij niet.’
Ik slik de tranen weg.
’s Avonds probeer ik met Bas te praten. ‘Misschien moeten we Daan terughalen.’
Bas schudt zijn hoofd. ‘Het is nog te vroeg. Lotte heeft eindelijk rust.’
‘Maar Daan niet!’ roep ik uit.
Lotte komt de kamer binnen en kijkt me fel aan. ‘Waarom moet híj altijd voorrang krijgen? Jij kiest altijd voor hem!’
‘Dat is niet waar!’ zeg ik wanhopig.
‘Jawel,’ zegt ze zachtjes. ‘Sinds papa met jou is, ben ik alles kwijtgeraakt: mijn huis, mijn moeder… En nu moet ik ook nog delen met iemand die me haat.’
Ik ben stil. Voor het eerst zie ik de pijn in haar ogen.
De weken verstrijken. Ik bezoek Daan elk weekend in Friesland. Hij praat weinig, maar als we samen wandelen langs de vaart zie ik soms een glimp van mijn oude zoon terug.
Op een dag zegt hij: ‘Mam, waarom heb je voor hem gekozen? Waarom mocht ik niet gewoon bij jou blijven?’
Ik weet geen antwoord.
Thuis wordt de sfeer ijziger. Bas werkt langer door op kantoor, Lotte trekt zich terug op haar kamer. Soms hoor ik haar huilen als ze denkt dat niemand het hoort.
Op een avond zit ik alleen aan tafel met een kop thee als Bas thuiskomt.
‘Marloes,’ zegt hij moe, ‘dit werkt niet zo.’
‘Wat bedoel je?’
‘We doen allemaal ons best, maar misschien… misschien hebben we elkaar teveel gevraagd.’
Ik kijk hem aan en voel hoe alles waar ik zo hard voor heb gevochten uit mijn handen glipt.
Die nacht lig ik wakker en denk aan vroeger: hoe Daan en ik samen lachten om domme tv-programma’s, hoe veilig ons leven was – tot Bas en Lotte kwamen.
Was liefde het waard? Of heb ik alles verloren?
Een maand later besluit ik Daan terug te halen naar huis – tegen Bas’ zin in. De eerste avond thuis is gespannen; Lotte sluit zich op in haar kamer, Bas zwijgt tijdens het eten.
Maar als ik Daan later die avond instopt en hij fluistert: ‘Dank je mam,’ weet ik dat dit mijn keuze moest zijn.
Toch blijft de kloof tussen de kinderen groot; ruzies laaien snel weer op en Bas trekt zich steeds verder terug.
Op een dag pakt hij zijn spullen en vertrekt met Lotte naar haar moeder in Utrecht.
Het huis voelt leeg en vol tegelijk – vol van herinneringen aan wat had kunnen zijn.
Soms vraag ik me af: Had ik anders moeten kiezen? Is liefde genoeg om twee werelden samen te brengen – of zijn sommige wonden gewoon te diep?