Als liefde pijn doet: Het verhaal van een moeder, een dochter en een verloren kleinzoon

‘Waarom doe je me dit aan, mam? Je weet toch dat ik het niet red zonder jouw hulp!’ Sanne’s stem trilt aan de andere kant van de lijn. Ik hoor Daan op de achtergrond huilen, zijn kleine stemmetje snijdt dwars door mijn hart. Mijn vingers klemmen zich om de telefoon. ‘Sanne, ik kan niet meer. Ik heb zelf nauwelijks genoeg om rond te komen. Je moet begrijpen dat ik…’

‘Nee, jij moet begrijpen! Jij laat ons gewoon vallen!’ Ze verbreekt de verbinding. De stilte die volgt is oorverdovend.

Het is nu ruim een jaar geleden dat ik mijn kleinzoon Daan voor het laatst heb gezien. Hij was toen net vier geworden. Ik had een houten treinbaan voor hem gekocht bij de Intertoys in het centrum van Amersfoort. Zijn ogen straalden toen hij het cadeau uitpakte. ‘Oma, kijk! Een echte trein!’ Hij rende naar me toe en sloeg zijn armpjes om mijn nek. Dat moment – zijn geur, zijn warmte – draag ik nog steeds met me mee.

Maar alles veranderde toen ik besloot te stoppen met het overmaken van geld naar Sanne. Mijn pensioen is niet groot; na veertig jaar als verpleegkundige in het Meander Medisch Centrum dacht ik eindelijk wat rust te krijgen. Maar Sanne’s leven liep anders dan gehoopt. Haar relatie met Bart liep stuk, ze stond er alleen voor met Daan en haar baan als verkoopmedewerker bij de HEMA was onzeker. Elke maand vroeg ze om geld: voor de huur, voor boodschappen, voor Daan’s zwemles. In het begin deed ik het zonder aarzelen. Maar toen mijn eigen spaargeld slonk en ik zelf moest kiezen tussen verwarming of een extra boodschap, werd het te veel.

‘Mam, je weet toch dat ik alles voor Daan doe?’ zei ze die laatste keer dat we elkaar zagen, haar ogen rood van het huilen. ‘Ik vraag je niet om luxe. Alleen om een beetje hulp.’

‘Sanne, ik wil je helpen, maar ik kan niet meer geven dan ik heb,’ antwoordde ik zacht.

Ze stond op, pakte Daan bij de hand en liep zonder om te kijken de deur uit.

Sindsdien is er stilte. Geen telefoontjes meer, geen foto’s via WhatsApp, geen bezoekjes op zondagmiddag. De treinbaan ligt onaangeroerd in de hoek van de kamer. Soms ruik ik nog vaag zijn shampoo als ik eraan voorbij loop.

Mijn zus Anja zegt dat ik streng moet blijven. ‘Je hebt haar altijd alles gegeven, Marijke. Ze moet nu leren op eigen benen te staan.’ Maar Anja heeft geen kinderen; ze weet niet hoe het voelt als je eigen vlees en bloed je afwijst.

De buren vragen soms voorzichtig: ‘Hoe gaat het met Sanne en Daan?’ Ik lach dan flauwtjes en zeg dat alles goed gaat, maar binnenin voel ik me leeg. Op verjaardagen zit ik stil in een hoekje, luisterend naar anderen die opscheppen over hun kleinkinderen. Mijn vriendinnen uit het koor proberen me op te vrolijken: ‘Kom mee naar het concert in Utrecht!’ Maar zelfs zingen lukt me niet meer zoals vroeger.

Op een avond, als de regen tegen de ramen slaat en de wind door de straat giert, besluit ik Sanne opnieuw te bellen. Mijn handen trillen terwijl ik haar nummer intoets. De telefoon gaat over… één keer, twee keer… tot de voicemail ingaat. ‘Hoi Sanne, met mama… Ik wil gewoon even horen hoe het met jullie gaat. Ik mis jullie zo…’ Mijn stem breekt.

De dagen erna check ik obsessief mijn telefoon, hopend op een berichtje. Niets.

Op een zaterdagmiddag sta ik in de supermarkt bij de kassa als ik plots Daan’s stem meen te horen: ‘Mama, mag ik een ijsje?’ Mijn hart slaat over. Ik draai me om – maar het is een ander jongetje met dezelfde blonde krullen.

’s Nachts lig ik wakker en denk aan vroeger: hoe Sanne als klein meisje haar handje in de mijne legde als we naar de markt gingen; hoe ze haar eerste fiets kreeg; hoe trots ze was toen ze haar diploma haalde aan het MBO Amersfoort. Waar is het misgegaan? Was ik te beschermend? Heb ik haar te veel verwend? Of had ik juist strenger moeten zijn?

Op een dag krijg ik onverwacht bezoek van Bart, Sanne’s ex. Hij staat onwennig op de stoep, handen diep in zijn jaszakken.

‘Mag ik even binnenkomen?’ vraagt hij zacht.

We drinken koffie aan de keukentafel. Bart kijkt naar zijn handen terwijl hij praat: ‘Sanne heeft het zwaar, Marijke. Ze werkt zich kapot maar komt niet rond. Ze voelt zich in de steek gelaten door iedereen.’

‘Ik ook,’ fluister ik.

Hij knikt begrijpend. ‘Misschien moeten jullie allebei wat water bij de wijn doen.’

Na zijn bezoek schrijf ik een brief aan Sanne. Geen verwijten, alleen herinneringen aan betere tijden en mijn onvoorwaardelijke liefde voor haar en Daan. Ik stop er een foto bij van ons drieën in Artis, lachend bij het olifantenverblijf.

Weken gaan voorbij zonder reactie.

Op een koude ochtend in december hoor ik ineens mijn telefoon trillen. Een bericht van Sanne: ‘Mam, kunnen we praten?’

Mijn hart bonkt in mijn keel als ze die avond voor de deur staat met Daan aan haar hand. Hij kijkt verlegen naar zijn schoenen, maar als hij me ziet, rent hij op me af en slaat zijn armpjes om mijn middel.

Sanne blijft in de deuropening staan, haar ogen vochtig.

‘Het spijt me,’ fluistert ze.

We praten urenlang aan de keukentafel – over geld, over verwachtingen, over pijn en gemis. We huilen allebei.

Het is niet meteen opgelost; er blijven spanningen over geld en verantwoordelijkheid. Maar we spreken af elkaar vaker te zien en eerlijker te zijn over onze gevoelens en grenzen.

’s Avonds zit ik alleen op de bank, kijkend naar de foto van Daan op mijn telefoon. Mijn hart voelt lichter dan in maanden.

Heb ik alles goed gedaan? Zeker niet. Maar misschien is liefde soms ook loslaten – en hopen dat wat je loslaat ooit weer terugkomt.

Wat denken jullie? Had ik anders moeten handelen? Is er altijd hoop op verzoening?