Als liefde pijn doet: Het verhaal van een moeder, een dochter en een verloren kleinzoon

“Waarom doe je me dit aan, mam? Denk je echt dat ik het allemaal alleen kan?”

De woorden van Sanne galmen nog steeds na in mijn hoofd, zelfs nu – maanden nadat ze haar stem voor het laatst door de telefoon hoorde trillen van woede en teleurstelling. Ik sta in de keuken van mijn rijtjeshuis in Amersfoort, starend naar de lege mok op het aanrecht. De stilte om me heen is oorverdovend. Buiten regent het zachtjes; druppels tikken ritmisch tegen het raam. Vroeger zou Daan, mijn kleinzoon, hier aan tafel zitten met zijn kleurpotloden, zijn blonde haren warrig, zijn ogen vol leven. Nu is het leeg.

“Je begrijpt het niet, mam. Jij hebt altijd alles gehad. Ik niet!”

Die avond, bijna anderhalf jaar geleden, was het alsof er iets definitief brak tussen mij en Sanne. Ze was altijd al gevoelig geweest, snel geraakt, maar ook warm en liefdevol. Haar vader, Kees, overleed toen ze nog maar zestien was. Sindsdien voelde ik me verantwoordelijk voor haar geluk – misschien té verantwoordelijk. Ik werkte als verpleegkundige in het Meander ziekenhuis, draaide dubbele diensten om haar te kunnen geven wat ze nodig had: een studie, een scooter, later zelfs hulp bij haar eerste huurwoning in Utrecht.

Toen Daan werd geboren, voelde ik me opnieuw moeder. Ik paste op hem als Sanne werkte of studeerde. We gingen samen naar de kinderboerderij, bakten pannenkoeken op woensdagmiddag. Maar naarmate Sanne ouder werd, leek haar dankbaarheid te verdwijnen. Ze vroeg steeds vaker om geld – voor de opvang, voor nieuwe schoenen voor Daan, voor boodschappen. Eerst gaf ik zonder vragen te stellen. Maar toen ik met pensioen ging en mijn eigen financiële situatie veranderde, moest ik haar teleurstellen.

“Het kan niet meer, Sanne,” zei ik die bewuste avond. “Ik moet ook aan mezelf denken.”

Ze schreeuwde. Ze huilde. Ze gooide de telefoon neer.

Sindsdien is het stil.

Mijn zus Els zegt dat ik haar moet laten gaan. “Ze moet leren op eigen benen te staan, Marijke. Je hebt genoeg gegeven.” Maar hoe laat je je eigen kind los? Hoe accepteer je dat je kleinzoon – die je bijna dagelijks zag – ineens uit je leven verdwijnt?

Op zondag wandel ik door het park waar ik vroeger met Daan speelde. Ik zie moeders met hun kinderen op de schommel, hoor hun gelach. Soms denk ik dat ik Daan zie – een jongetje met dezelfde sprankelende ogen – maar als ik dichterbij kom, klopt het nooit.

Op een dag krijg ik een kaartje in de bus. Geen afzender, alleen een kindertekening van een huis met een grote zon erboven. Mijn hart slaat over. Zou Sanne…? Of misschien Daan zelf? Ik leg het kaartje op de schoorsteenmantel en staar er uren naar.

De dagen worden weken, de weken maanden. Mijn vriendinnen proberen me op te vrolijken; ze nemen me mee naar het museum of naar de markt op zaterdag. Maar alles voelt leeg zonder Daan en Sanne.

Op een regenachtige woensdag belt mijn buurvrouw Anja aan. “Marijke,” zegt ze voorzichtig, “ik zag Sanne gisteren bij de supermarkt met Daan. Ze zag er moe uit.”

Een steek van schuld en verlangen schiet door me heen. Moet ik haar bellen? Of laat ik haar met rust?

’s Avonds pak ik mijn telefoon en scroll door oude foto’s: Sanne als meisje op het strand van Scheveningen; Daan die zijn eerste stapjes zet in mijn tuin; wij drieën samen aan tafel met kerst. De tranen branden achter mijn ogen.

Ik besluit een brief te schrijven:

“Lieve Sanne,

Elke dag mis ik jou en Daan meer dan woorden kunnen zeggen. Het spijt me dat ik je niet meer kan helpen zoals vroeger. Maar ik ben altijd je moeder gebleven – en Daans oma. Mijn deur staat altijd open.

Liefs,
Mama”

Ik weet niet of ze hem ooit zal lezen.

De weken verstrijken zonder antwoord. Op een ochtend hoor ik kinderen spelen buiten en kijk uit het raam – tevergeefs hopend op een glimp van Daan.

Op een dag belt Els weer: “Je moet verder met je leven, Marijke.” Maar hoe doe je dat als je hart nog steeds bij je dochter en kleinzoon ligt?

’s Nachts lig ik wakker en herhaal hun laatste woorden in mijn hoofd:

“Waarom doe je me dit aan?”

Was het egoïsme? Of was het eindelijk grenzen stellen na jaren van geven? Had ik moeten blijven helpen – ook al kon ik het eigenlijk niet meer betalen?

Soms droom ik dat Sanne ineens voor de deur staat met Daan aan haar hand. Dat ze huilt en zegt: “Het spijt me, mam.” Maar elke ochtend word ik wakker in dezelfde stilte.

Op een dag vind ik moed om naar Utrecht te gaan. Ik loop door haar straat, kijk omhoog naar haar balkon vol speelgoed en plantenbakken. Even twijfel ik of ik zal aanbellen – maar angst houdt me tegen.

Thuis schrijf ik opnieuw een brief, deze keer aan mezelf:

“Lieve Marijke,
Je hebt gedaan wat je kon. Je mag verdrietig zijn. Maar je mag ook hopen.”

Soms denk ik: misschien is liefde juist loslaten – ook al doet het pijn.

En nu schrijf ik dit verhaal, niet alleen voor mezelf maar ook voor anderen die worstelen met familiebanden die onder druk staan door geld, verwachtingen en oude pijn.

Hebben jullie ooit zo’n keuze moeten maken? Waar ligt de grens tussen helpen en jezelf verliezen? Is er nog hoop voor ons – voor mij, Sanne en Daan?