Als mijn dochters wegglippen: Een verhaal over scheiding en vaderschap in Nederland

‘Papa, waarom mag ik niet bij jou blijven slapen?’ De stem van Sophie trilt, haar ogen groot en vol verwachting. Ik slik, voel mijn keel dichtknijpen. ‘Dat… dat moet je aan mama vragen, lieverd,’ zeg ik zacht. Mijn handen trillen als ik haar haren achter haar oor strijk. Marloes staat in de deuropening, armen over elkaar, haar blik koud als het water van de Noordzee in november.

Het is alweer drie maanden geleden dat ze zei: ‘Jeroen, ik kan zo niet verder. Ik wil scheiden.’ Zestien jaar huwelijk, weggevaagd in één zin. Ik weet nog hoe ik die avond in de auto ben gestapt en zonder doel door de regenachtige straten van Utrecht reed. De ruitenwissers tikten op het ritme van mijn hartslag. Ik dacht aan onze eerste ontmoeting op het terras van De Rechtbank, hoe ze lachte om mijn slechte grapjes. Hoe is het zover gekomen?

De weken daarna waren een waas van gesprekken met advocaten, slapeloze nachten en eindeloze discussies over geld, het huis, de meisjes. Marloes was vastberaden: de kinderen zouden bij haar wonen. ‘Ze hebben stabiliteit nodig,’ zei ze. Alsof ik chaos was. Alsof mijn liefde voor Sophie en Lotte niet genoeg was om hun wereld overeind te houden.

‘Jeroen, je moet realistisch zijn,’ zei mijn moeder toen ik haar huilend opbelde. ‘Kinderen blijven meestal bij hun moeder.’ Maar ik wilde niet realistisch zijn. Ik wilde vechten. Voor mijn dochters, voor hun lachjes op zondagochtend als we samen pannenkoeken bakten, voor hun kleine handjes in de mijne als we langs de grachten liepen.

De eerste keer dat ik ze moest terugbrengen naar Marloes voelde als verraad. Lotte klampte zich aan mijn been vast. ‘Ik wil niet weg bij jou, papa!’ Haar stemmetje brak iets in mij dat nooit meer heel zou worden. Marloes trok haar los, zonder een woord tegen mij te zeggen. De voordeur viel dicht en ik bleef achter op de stoep, met lege handen.

Op kantoor probeerde ik me groot te houden. Mijn collega’s vroegen niets, maar hun blikken waren vol medelijden. ‘Sterkte, Jeroen,’ zei Bas, terwijl hij een hand op mijn schouder legde. Maar wat betekent sterkte als je elke avond thuiskomt in een stil appartement waar geen kinderstemmen klinken?

De rechter bepaalde dat ik de meisjes om het weekend mocht zien en één keer per week op woensdagmiddag. Marloes hield zich strikt aan de afspraken. Geen minuut langer, geen ruimte voor spontaniteit. ‘Ze hebben structuur nodig,’ zei ze telkens weer. Maar wat ze echt bedoelde was: ‘Ik wil controle.’

Langzaam merkte ik dat Sophie afstandelijker werd. Ze vertelde minder over school, over haar vriendinnen. Lotte huilde vaker als ze bij mij was, wilde steeds sneller terug naar huis. ‘Mama zegt dat jij niet altijd eerlijk bent,’ fluisterde ze eens terwijl ze haar knuffel stevig vasthield.

Ik voelde woede opborrelen, maar ook machteloosheid. Hoe kon ik uitleggen dat volwassenen soms fouten maken? Dat liefde niet altijd genoeg is om een gezin bij elkaar te houden? Dat ik haar vader ben, wat er ook gebeurt?

Op een dag stond Marloes onverwacht voor mijn deur. ‘We moeten praten,’ zei ze kortaf. Haar ogen waren rood van het huilen.

‘Wat is er?’ vroeg ik voorzichtig.

‘Sophie… Ze wil niet meer naar jou toe.’

Het voelde alsof iemand een mes in mijn borst stak. ‘Waarom niet?’

‘Ze zegt dat je altijd verdrietig bent als ze er is. Dat ze zich schuldig voelt.’

Ik zakte neer op de bank, handen in het haar. ‘Ik probeer zo hard…’

Marloes zuchtte diep. ‘Misschien moet je haar wat ruimte geven.’

‘En Lotte dan?’ vroeg ik wanhopig.

‘Lotte wil nog wel komen, maar… Jeroen, dit werkt zo niet.’

Die avond zat ik urenlang naar oude foto’s te staren. Sophie op haar eerste schooldag, Lotte met haar melktandjeslach. Ik voelde me een schim van de vader die ik ooit was.

De weken daarna zag ik alleen Lotte. Ze was stiller dan anders, kroop dicht tegen me aan tijdens het voorlezen. Soms vroeg ze: ‘Papa, ga jij ook weg?’ Dan kneep ik haar stevig vast en beloofde dat ik altijd zou blijven.

Op een dag belde Sophie onverwacht aan. Ze stond daar met haar rugzakje en tranen op haar wangen.

‘Mag ik binnenkomen?’ vroeg ze zacht.

‘Natuurlijk, lieverd.’

We zaten samen op de bank terwijl ze haar verhaal deed.

‘Mama zegt dat jij boos bent op haar,’ fluisterde ze.

‘Soms ben ik verdrietig,’ gaf ik toe. ‘Maar dat is niet jouw schuld.’

Ze keek me lang aan. ‘Ik mis hoe het vroeger was.’

‘Ik ook,’ zei ik eerlijk.

We huilden samen die avond, voor het eerst sinds de scheiding echt samen.

Langzaam vond ik een nieuw ritme met mijn dochters. Niet zoals vroeger – nooit meer zoals vroeger – maar anders. We maakten nieuwe tradities: pizza op vrijdagavond, samen fietsen naar het park, geheime handdrukken die alleen wij kenden.

Toch bleef er altijd die angst: wat als ze me ooit helemaal loslaten? Wat als Marloes’ woorden zwaarder wegen dan mijn liefde?

Soms lig ik ’s nachts wakker en vraag ik me af: heb ik genoeg gedaan? Ben ik nog steeds hun vader als ze niet bij mij zijn? Of glippen ze langzaam weg, zonder dat ik het kan tegenhouden?

Misschien zijn er anderen die dit herkennen – vaders of moeders die hun kinderen moeten missen door keuzes waar niemand om heeft gevraagd. Wat zouden jullie doen? Wanneer geef je op… en wanneer blijf je vechten?