Altijd de Sterke: Een Levensverhaal uit Amersfoort
‘Je redt het wel, je hebt het altijd gered.’
Die woorden van Kees, mijn man, sneden door me heen als een mes. Ik stond daar in de keuken, mijn handen trillend om de rand van het aanrecht, terwijl de geur van aangebrande stamppot zich mengde met de bittere smaak van teleurstelling. Tranen prikten achter mijn ogen, maar ik slikte ze weg. Niet nu. Niet weer.
‘Kees, ik kan niet meer,’ fluisterde ik, nauwelijks hoorbaar boven het gebrom van de vaatwasser. Hij keek niet eens op van zijn telefoon. ‘Kom op, Els. Je bent altijd de sterke geweest. Dit is gewoon een dipje.’
Altijd de sterke. Altijd Els, die alles regelt. Die haar moeder verzorgde tot haar laatste adem, die haar zusje uit de schulden hielp, die haar kinderen naar hockey en pianoles reed, die zelfs nu nog oppas was voor de kleinkinderen. Ik was de lijm die alles bij elkaar hield. Maar wie hield mij bij elkaar?
Ik dacht terug aan vorige week, toen mijn dochter Marieke huilend opbelde omdat haar relatie op de klippen liep. ‘Mam, kan ik bij jullie logeren?’ Natuurlijk kon dat. De logeerkamer was altijd klaar. En toen mijn zoon Bas zijn baan verloor, was ik degene die zijn CV herschreef en hem moed insprak. Niemand vroeg ooit hoe het met mij ging.
‘Mam, je bent een rots in de branding,’ zei Bas laatst nog. ‘Zonder jou zouden we allemaal verdrinken.’
Maar wat als de rots zelf begint te eroderen?
Die avond zat ik alleen in de woonkamer. Kees was naar zijn biljartavond in het buurthuis. De klok tikte luid in het donker. Ik voelde me leeg, uitgewrongen als een vaatdoek. Mijn telefoon trilde: Marieke weer. ‘Mam, kun je morgen op Lotte passen? Ik heb een belangrijke meeting.’
Ik wilde nee zeggen. Echt waar. Maar het woord bleef steken in mijn keel.
‘Natuurlijk lieverd,’ typte ik terug.
De volgende ochtend stond ik om zes uur op om pannenkoeken te bakken voor Lotte. Ze lachte haar melktandjes bloot en knuffelde me stevig. Even voelde ik me weer nodig, geliefd zelfs. Maar zodra ze weg was, viel het gewicht van alles weer op mijn schouders.
Kees kwam thuis en gooide zijn jas over de stoel.
‘Wat eten we?’ vroeg hij zonder op te kijken.
‘Ik heb stamppot gemaakt.’
‘Weer? Kun je niet eens iets anders verzinnen?’
Ik beet op mijn lip. ‘Als je wilt koken, mag dat ook hoor.’
Hij lachte schamper. ‘Jij bent daar toch zo goed in?’
Later die week kwam mijn zus Anja langs. Ze had ruzie met haar man en wilde haar hart luchten. Ik schonk thee in en luisterde geduldig naar haar klaagzang over Peter.
‘Jij hebt het goed getroffen met Kees,’ zei ze uiteindelijk.
Ik lachte wrang. ‘Ja, misschien.’
Die nacht lag ik wakker naast Kees, die zachtjes snurkte. Mijn gedachten maalden maar door: wanneer ben ik gestopt met leven voor mezelf? Wanneer werd ik alleen nog maar een schakel in het leven van anderen?
Op zondag kwam de hele familie eten. Marieke bracht taart mee, Bas had bloemen gekocht. Iedereen lachte en praatte door elkaar heen. Ik zat aan het hoofd van de tafel, maar voelde me onzichtbaar.
‘Mam, waar is de mosterd?’ riep Bas vanuit de keuken.
‘In het kastje boven de magnetron!’ riep ik terug.
‘Els, kun je even helpen met de wijn?’ vroeg Kees.
Ik stond op en deed wat er gevraagd werd. Zoals altijd.
Na het eten ruimde ik alleen af terwijl de rest in de tuin koffie dronk. Door het raam zag ik hoe Kees grappen maakte met Bas en Marieke met Lotte speelde op het gras. Niemand miste me.
Toen iedereen weg was, liet ik mezelf eindelijk toe te huilen. Stilletjes, zodat niemand het hoorde.
De dagen werden weken en mijn energie raakte op. Ik vergat afspraken, liet pannen aanbranden, vergat zelfs Lotte van school te halen – iets wat me nog nooit was overkomen.
Op een avond kwam Kees thuis en vond me huilend aan tafel.
‘Wat is er nou weer?’ vroeg hij geïrriteerd.
‘Ik kan niet meer,’ snikte ik.
Hij zuchtte diep en liep naar de koelkast voor een biertje.
‘Je redt het wel, je hebt het altijd gered.’
Die nacht pakte ik mijn jas en liep door de lege straten van Amersfoort. De wind sneed langs mijn wangen en voor het eerst in jaren voelde ik me vrij – bang, maar vrij.
Ik belde aan bij Anja.
‘Els? Wat doe jij hier?’
‘Ik weet het niet meer,’ fluisterde ik.
Ze sloeg haar armen om me heen en voor het eerst voelde ik dat iemand mij vasthield in plaats van andersom.
We praatten tot diep in de nacht over vroeger – over onze jeugd in Soest, over mama’s ziekte, over hoe alles altijd op mij neerkwam omdat ik ‘de oudste’ was.
‘Misschien moet je eens aan jezelf denken,’ zei Anja zachtjes.
De volgende dag belde ik Marieke en Bas.
‘Lieve schatten,’ zei ik met trillende stem, ‘ik heb tijd voor mezelf nodig. Jullie moeten even zonder mij kunnen.’
Het bleef even stil aan de andere kant van de lijn.
‘Maar mam…’ begon Marieke.
‘Nee,’ onderbrak ik haar zacht maar beslist. ‘Dit keer niet.’
Kees begreep er niets van toen ik hem vertelde dat ik een paar dagen bij Anja bleef.
‘Je laat me toch niet alleen zitten?’
‘Misschien moet jij ook eens leren voor jezelf te zorgen,’ antwoordde ik.
De dagen bij Anja waren vreemd en bevrijdend tegelijk. We wandelden door het bos bij Soestduinen, dronken wijn op haar balkon en lachten om oude herinneringen. Langzaam voelde ik mezelf terugkomen – niet als moeder of echtgenote of zus, maar als Els.
Toen ik na een week thuiskwam, was Kees stiller dan ooit.
‘Heb je nagedacht?’ vroeg hij voorzichtig.
‘Ja,’ zei ik. ‘En jij?’
Hij knikte langzaam.
We praatten die avond voor het eerst in jaren echt met elkaar – over verwachtingen, over gemis, over hoe we elkaar kwijt waren geraakt in de sleur van alledag.
Het zal tijd kosten om alles te herstellen – misschien lukt dat nooit helemaal. Maar voor het eerst voel ik dat mijn leven ook van mij is.
Hebben jullie je ooit zo verloren gevoeld in je eigen leven? Wanneer is het moment dat je besluit dat genoeg genoeg is?