Bedrogen door mijn eigen moeder: Het verhaal van een gestolen erfenis
‘Hoe kon je dit doen, mam?’ Mijn stem trilt, terwijl ik haar aankijk. Haar handen beven als ze de koffiekop vasthoudt, maar haar ogen ontwijken de mijne. Buiten regent het zachtjes tegen het raam van ons rijtjeshuis in Amersfoort. De stilte tussen ons is ondraaglijk.
Ik ben Daan van der Linden, 28 jaar, en tot een paar maanden geleden dacht ik dat mijn leven redelijk normaal was. Mijn vader, Jan, overleed plotseling aan een hartaanval. Het was een schok voor ons allemaal. Mijn moeder, Marijke, leek kapot van verdriet. We zaten samen aan de keukentafel, deelden herinneringen en huilden om de leegte die hij achterliet.
Maar nu, nu weet ik dat er iets veel groters speelde. Iets wat alles wat ik dacht te weten over mijn familie op zijn kop heeft gezet.
Het begon met een brief van de notaris. ‘Daan, je vader heeft je iets nagelaten,’ zei hij aan de telefoon. Mijn hart sloeg over. Ik wist dat papa altijd spaarde voor mij, voor mijn toekomst. Hij had het vaak over ‘later’, over hoe hij wilde dat ik het beter zou hebben dan hijzelf.
Toen ik bij de notaris kwam, was mijn moeder er al. Ze keek me niet aan toen ik binnenkwam. De notaris overhandigde me een envelop met documenten. ‘Dit is wat uw vader voor u heeft achtergelaten,’ zei hij. Maar toen ik de papieren bekeek, zag ik dat het bedrag veel lager was dan ik had verwacht.
‘Er klopt iets niet,’ zei ik tegen Marijke toen we thuiskwamen. Ze haalde haar schouders op. ‘Je vader had schulden waar je niets van wist.’
Maar iets in haar stem klonk niet goed. Die nacht kon ik niet slapen. Ik dacht aan alle keren dat papa me vertelde over zijn spaarrekening, over het huis dat ooit van mij zou zijn. Waarom zou hij daarover liegen?
De dagen daarna begon ik te graven. Ik vond oude bankafschriften in een la op zolder. Grote bedragen waren vlak voor papa’s dood overgemaakt naar een onbekende rekening. Toen ik het rekeningnummer googelde, kwam het uit op een spaarrekening op naam van… Marijke van der Linden.
Mijn hart bonsde in mijn keel toen ik haar ermee confronteerde.
‘Waarom heb je dat geld naar jezelf overgemaakt?’ vroeg ik haar die avond, terwijl de regen nog steeds tegen de ramen tikte.
Ze keek me aan met rode ogen. ‘Daan… Ik had het nodig. Je weet niet wat er allemaal speelde tussen mij en je vader.’
‘Dat geld was voor mij! Papa wilde dat ik het kreeg!’
Ze sloeg haar ogen neer. ‘Je begrijpt het niet. Je vader en ik… we hadden problemen. Hij wilde alles aan jou geven en mij niets nalaten. Ik voelde me verraden.’
‘Dus besloot je mij te verraden?’ Mijn stem brak.
Ze begon te huilen. ‘Ik heb altijd alles voor jou gedaan! Alles! Maar niemand ziet wat ik heb opgeofferd.’
Ik voelde woede en verdriet tegelijk. Hoe kon ze dit doen? Hoe kon ze mij, haar eigen zoon, zo bedriegen?
De weken daarna spraken we nauwelijks met elkaar. Ik sliep slecht, verloor mijn eetlust en voelde me alleen in een huis vol herinneringen aan betere tijden. Mijn zusje, Sanne, belde uit Groningen en vroeg wat er aan de hand was.
‘Mam heeft papa’s geld gestolen,’ zei ik zachtjes.
Sanne zweeg even aan de andere kant van de lijn. ‘Misschien moeten we samen met haar praten,’ stelde ze voor.
We spraken af in het huis waar we waren opgegroeid. De spanning was om te snijden.
‘Mam, waarom heb je dit gedaan?’ vroeg Sanne voorzichtig.
Marijke keek ons aan met betraande ogen. ‘Ik was bang om alles kwijt te raken na papa’s dood. Jullie weten niet hoe eenzaam ik me voelde.’
‘Maar je hebt ons ook verloren,’ zei ik bitter.
Ze knikte langzaam. ‘Dat weet ik.’
Het gesprek liep uit op verwijten en tranen. Sanne probeerde te bemiddelen, maar ik kon haar woorden nauwelijks horen door de woede die in me brandde.
De dagen werden weken. Ik probeerde me te concentreren op mijn werk als leraar op een middelbare school, maar zelfs daar voelde ik me leeg. Mijn collega’s vroegen of alles goed ging, maar wat moest ik zeggen? Dat mijn moeder mijn vertrouwen – en mijn toekomst – had gestolen?
Op een avond zat ik alleen op de bank toen mijn telefoon ging. Het was Marijke.
‘Daan… Kunnen we praten?’ Haar stem klonk gebroken.
Ik aarzelde, maar stemde toe. We spraken af in het park waar papa vroeger altijd met mij voetbalde.
Ze zat al op een bankje toen ik aankwam, haar handen gevouwen in haar schoot.
‘Het spijt me zo,’ fluisterde ze toen ik naast haar ging zitten.
‘Waarom heb je het niet gewoon verteld?’ vroeg ik zachtjes.
Ze haalde diep adem. ‘Ik was bang dat jullie me zouden haten. Dat jullie zouden denken dat ik alleen maar om geld geef.’
‘Maar nu ben je ons kwijtgeraakt door te liegen.’
Ze knikte en veegde een traan weg. ‘Ik weet het.’
We zaten lang in stilte naast elkaar, terwijl de zon langzaam onderging achter de bomen.
De weken daarna probeerden we voorzichtig contact te houden. Het vertrouwen was weg, maar ergens diep vanbinnen wilde ik geloven dat we dit konden herstellen.
Toch blijft de vraag knagen: kun je iemand ooit echt vergeven die niet alleen je geld, maar ook je gevoel van veiligheid heeft afgenomen?
Misschien is vergeving niet iets wat je geeft voor de ander, maar voor jezelf. Maar hoe doe je dat als je hart nog steeds pijn doet? Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?