Bloemen voor haar, stilte voor mij: Het verhaal van een huwelijk op losse schroeven

‘Dus… je hebt bloemen voor haar gekocht?’ Mijn stem trilt, maar ik probeer mijn gezicht neutraal te houden. Jeroen kijkt me niet aan. Hij staart naar zijn telefoon, alsof het scherm hem kan redden van mijn blik.

‘Ze is de moeder van mijn kinderen, Sanne. Het is gewoon beleefdheid.’ Zijn stem klinkt vlak, bijna verveeld. Alsof ik overdrijf. Alsof het normaal is dat je je ex-vrouw een prachtig boeket stuurt en je eigen vrouw in twee jaar huwelijk niet eens een reep chocolade geeft.

Ik voel hoe mijn handen zich tot vuisten ballen. ‘Beleefdheid? Jeroen, ik heb je nog nooit zoiets voor mij zien doen. Niet op mijn verjaardag, niet op onze trouwdag, niet eens toen ik dat contract binnenhaalde bij kantoor.’

Hij zucht diep en legt zijn telefoon weg. ‘Sanne, je weet dat ik niet zo ben. Ik ben niet goed in dat soort dingen.’

‘Maar blijkbaar wel voor haar,’ fluister ik. Mijn stem breekt. Ik wil niet huilen, niet nu, niet weer. Maar de tranen prikken achter mijn ogen.

Mijn moeder had me gewaarschuwd. ‘Sanne, een gescheiden man brengt altijd bagage mee. Geen enkele vrouw laat een goede man zomaar gaan.’ Ik had haar woorden weggewuifd. Ik was verliefd, blind misschien, maar zeker van mijn keuze. Jeroen was charmant, attent – in het begin dan – en ik dacht dat liefde alles zou overwinnen.

Nu zit ik hier, in onze kleine woonkamer in Utrecht, omringd door stilte en onuitgesproken woorden. De klok tikt luid. Buiten regent het zachtjes tegen het raam.

‘Je overdrijft,’ zegt Jeroen uiteindelijk. ‘Het is maar een bos bloemen.’

‘Voor haar,’ herhaal ik. ‘Niet voor mij.’

Hij staat op en loopt naar de keuken. Ik hoor het gerommel van kopjes en het sissen van de waterkoker. Alsof hij zich wil verstoppen achter dagelijkse routines.

Mijn gedachten dwalen af naar de eerste maanden samen. Hoe hij me meenam naar de Oudegracht, hoe we urenlang praatten over reizen die we ooit zouden maken. Maar naarmate de tijd verstreek, werd hij stiller. Gesprekken werden korter, aanrakingen zeldzamer.

En toen kwam zij weer in beeld – Marieke, zijn ex-vrouw. Ze belde vaak over de kinderen, over schoolzaken, over kleine ongelukjes en grote beslissingen. Soms bleef ze hangen aan de lijn, lachte ze om zijn grapjes zoals ik dat vroeger deed.

Mijn moeder had gelijk gehad over één ding: Marieke was nooit echt weg geweest.

Op familiefeestjes voel ik de blikken van mijn schoonouders prikken. Zijn moeder, Truus, noemt Marieke nog steeds ‘onze schoondochter’. Als ik binnenkom met Jeroen’s kinderen – die mij beleefd ‘Sanne’ noemen maar nooit ‘mama’ – voel ik me een indringer in hun leven.

‘Waarom ben je zo stil?’ vraagt Jeroen als hij terugkomt met twee kopjes thee.

‘Omdat ik me afvraag of je ooit echt voor mij hebt gekozen,’ zeg ik zacht.

Hij kijkt me aan, eindelijk echt aan. Zijn ogen zijn moe. ‘Sanne…’

‘Nee, laat maar,’ onderbreek ik hem. ‘Ik weet het antwoord al.’

Die nacht lig ik wakker naast hem. Zijn rug naar mij toe, zijn ademhaling diep en gelijkmatig. Ik staar naar het plafond en tel de scheuren in het stucwerk.

De volgende ochtend bel ik mijn moeder. Ze neemt meteen op.

‘Mam…’

Ze hoort het aan mijn stem. ‘Wat is er gebeurd?’

Ik vertel haar alles – de bloemen, de stilte, het gevoel dat ik altijd tweede keus ben.

‘Lieverd,’ zegt ze zacht. ‘Je verdient iemand die jou op de eerste plaats zet.’

‘Maar wat als hij dat nooit kan?’ vraag ik.

Ze zwijgt even. ‘Dan moet jij jezelf op de eerste plaats zetten.’

Die woorden blijven hangen als ik ophang.

Op mijn werk probeer ik me te concentreren op dossiers en deadlines, maar mijn gedachten dwalen steeds af naar thuis. Naar Jeroen en Marieke en de bloemen die nooit voor mij bedoeld waren.

’s Avonds zit Jeroen al aan tafel als ik thuiskom. De kinderen zijn er ook – Bram van tien en Lotte van acht. Ze lachen om iets op hun iPad en kijken nauwelijks op als ik binnenkom.

‘Hoi Sanne,’ zegt Bram beleefd.

‘Hoi lieverd,’ zeg ik terug, maar het klinkt hol.

Tijdens het eten praat Jeroen vooral met de kinderen over school en voetbaltraining. Ik probeer mee te doen, maar voel me buitengesloten in mijn eigen huis.

Na het eten ruim ik alleen af. In de keuken hoor ik Jeroen lachen met Lotte in de woonkamer.

Als de kinderen naar bed zijn, probeer ik het gesprek opnieuw aan te gaan.

‘Jeroen… kunnen we praten?’

Hij kijkt op van zijn laptop. ‘Nu?’

‘Ja, nu.’

Hij klapt zijn laptop dicht en zucht weer – altijd die zucht als hij weet dat er iets komt wat hij liever ontwijkt.

‘Ik voel me buitengesloten,’ begin ik voorzichtig. ‘Alsof er altijd een muur tussen ons staat waar Marieke achter schuilgaat.’

Hij fronst zijn wenkbrauwen. ‘Dat is niet eerlijk, Sanne. Je wist dat ze altijd deel zou blijven uitmaken van mijn leven vanwege de kinderen.’

‘Dat begrijp ik,’ zeg ik snel. ‘Maar waarom kan er geen plek voor mij zijn? Waarom krijg ik nooit iets extra’s? Geen gebaar, geen verrassing… Zelfs geen simpele reep chocolade?’

Hij haalt zijn schouders op. ‘Ik ben gewoon niet zo romantisch ingesteld.’

‘Maar voor haar wel,’ zeg ik weer.

Hij zwijgt.

De dagen daarna verandert er niets. Jeroen blijft afstandelijk; Marieke blijft bellen; de kinderen blijven beleefd maar afstandelijk tegen mij doen.

Op een avond vind ik een briefje op tafel: ‘Ben laat thuis – vergadering.’ Geen kusje, geen hartje, alleen praktische informatie.

Ik besluit iets voor mezelf te doen en ga naar de bioscoop met mijn vriendin Anouk. Tijdens de film barst ik in tranen uit.

‘Wat is er toch met je?’ vraagt Anouk bezorgd als we na afloop buiten staan te wachten op de tram.

Ik vertel haar alles – hoe klein en onzichtbaar ik me voel naast Marieke en de kinderen; hoe Jeroen steeds verder van me af lijkt te drijven.

Anouk pakt mijn hand vast. ‘Je verdient zoveel meer dan dit, Sanne.’

Thuisgekomen vind ik Jeroen slapend op de bank. Op tafel ligt een lege pizzadoos; geen briefje deze keer.

Ik kijk naar hem – deze man waar ik ooit zo verliefd op was – en vraag me af waar het misging.

De volgende dag besluit ik met hem te praten over relatietherapie.

‘Misschien kunnen we samen praten met iemand,’ stel ik voorzichtig voor tijdens het ontbijt.

Hij kijkt me verbaasd aan. ‘Vind je het echt zo erg?’

‘Ja,’ zeg ik eerlijk. ‘Ik voel me ongelukkig.’

Hij knikt langzaam. ‘Goed… laten we het proberen.’

We maken een afspraak bij een therapeut in de stad. Tijdens de sessies komen oude wonden naar boven – zijn schuldgevoel tegenover Marieke, mijn onzekerheid over mijn plek in zijn leven.

Na weken praten lijkt er iets te veranderen. Jeroen probeert meer aandacht te geven; hij koopt zelfs een doos bonbons voor me na een lange werkdag.

Maar diep vanbinnen weet ik dat sommige dingen niet zomaar verdwijnen. De schaduw van Marieke blijft tussen ons in hangen; de kinderen blijven afstandelijk; mijn moeder blijft waarschuwen dat liefde alleen niet genoeg is.

Soms vraag ik me af: Had ik beter moeten luisteren? Of is liefde altijd een sprong in het diepe?

Wat zouden jullie doen als je altijd tweede keus lijkt te zijn in je eigen huwelijk?