De belofte die mijn leven brak: Het verhaal van Paul en zijn zus
‘Je mag haar niet alleen laten, Paul. Beloof het me. Beloof het me nu.’
De stem van mijn moeder klonk zwak, haar hand trilde in de mijne. Ik knikte, tranen prikten achter mijn ogen. ‘Ik beloof het, mam. Ik zorg voor Marieke. Altijd.’
Ze glimlachte flauwtjes, haar ogen glansden even. Toen sloot ze ze voorgoed.
Het was 2012. Ik was 32, net terug uit Utrecht na een mislukte relatie en een baan die nergens toe leidde. Mijn zusje Marieke was 28, geboren met een verstandelijke beperking en een motorische stoornis waardoor ze nooit zelfstandig kon wonen. Mijn vader was al jaren uit beeld; hij had ons verlaten toen ik dertien was. Mijn moeder had altijd alles gedragen, tot haar lichaam het begaf.
De notaris las het testament voor in de muffe woonkamer van het huis in Amersfoort waar ik was opgegroeid. ‘Het huis gaat naar Paul, onder de voorwaarde dat hij zorg draagt voor Marieke zolang zij leeft.’ Mijn tante Els snoof hoorbaar. Mijn neef Bas keek me aan met een blik die ik niet kon peilen.
‘Dus jij krijgt alles?’ zei Els later in de keuken, terwijl ze haar handen afdroogde aan een theedoek. ‘En wij dan? Je weet dat je moeder altijd zei dat het huis eigenlijk van de familie is.’
‘Mam heeft het zo geregeld,’ zei ik zacht. ‘Ik heb beloofd voor Marieke te zorgen.’
‘Dat is makkelijk gezegd,’ beet Bas me toe. ‘Jij hebt geen idee wat dat betekent. Je hebt altijd je eigen gang kunnen gaan.’
Ik slikte. Misschien hadden ze gelijk. Maar ik had geen keus meer.
De eerste maanden na de begrafenis waren zwaar maar overzichtelijk. Marieke had haar vaste rituelen: om zeven uur opstaan, samen ontbijten, haar helpen met aankleden, medicijnen geven, naar de dagbesteding brengen. ’s Avonds samen eten, televisie kijken – altijd dezelfde programma’s – en dan haar naar bed brengen.
Soms zat ik ’s nachts op de rand van mijn bed en luisterde naar haar ademhaling door de muur heen. Ik voelde me opgesloten in het huis dat ooit zo vol leven was geweest.
Mijn vrienden kwamen steeds minder vaak langs. ‘We snappen dat je druk bent,’ zei Jeroen op een avond aan de telefoon. ‘Maar misschien kun je Marieke eens laten logeren bij een instelling? Even tijd voor jezelf?’
‘Dat kan niet,’ zei ik. ‘Ik heb het beloofd.’
De dagen werden weken, de weken maanden. Het huis begon te kraken onder de last van herinneringen en onuitgesproken woorden. Marieke had soms woede-uitbarstingen; ze gooide met borden, schreeuwde tot haar stem hees was. Ik probeerde rustig te blijven, maar soms schreeuwde ik terug.
Op een avond kwam tante Els onaangekondigd langs. Ze keek rond met een kritische blik.
‘Het huis vervalt,’ zei ze scherp. ‘Je moeder zou zich omdraaien in haar graf.’
‘Ik doe mijn best,’ zei ik vermoeid.
‘Misschien moet je hulp zoeken,’ zei ze. ‘Of het huis verkopen en Marieke laten opnemen.’
‘Dat kan niet!’ riep ik harder dan bedoeld. Marieke kwam de kamer binnen, haar ogen groot van angst.
‘Rustig maar, lieverd,’ zei ik snel tegen haar.
Els zuchtte diep en schudde haar hoofd.
De maanden sleepten zich voort. Mijn werk als freelance grafisch ontwerper leed onder de constante zorg; deadlines miste ik steeds vaker, klanten haakten af. Geld werd krap. De hypotheek moest betaald worden, net als de zorgkosten voor Marieke die niet allemaal werden vergoed.
Op een dag vond ik een brief van Bas op de mat:
‘Paul,
We willen dat je het huis verkoopt en de opbrengst deelt zoals mam altijd heeft gewild. Je kunt Marieke toch niet eeuwig thuis houden? Denk aan jezelf – en aan ons.
Bas’
Ik voelde woede opborrelen, maar ook schaamte. Was ik egoïstisch? Was dit wat mam echt had gewild?
Marieke werd ziek in de winter van 2015. Griep, dacht ik eerst, maar ze knapte niet op. Ze lag wekenlang op bed, koortsig en zwak. Ik sliep op een matras naast haar bed, bang dat ze ’s nachts zou stikken.
Op een avond zat ik naast haar en hield haar hand vast.
‘Paul?’ fluisterde ze.
‘Ja, liefje?’
‘Ben je boos op mij?’
Mijn hart brak. ‘Nee, nooit op jou.’
Ze glimlachte zwakjes en viel weer in slaap.
Na drie weken knapte ze langzaam op, maar ze was nooit meer helemaal de oude. Haar woede-uitbarstingen namen toe; soms sloeg ze me zelfs. Ik raakte uitgeput, sliep slecht, verloor gewicht.
Op een dag stond Bas ineens voor de deur met Els.
‘We gaan nu praten,’ zei hij beslist.
We zaten aan tafel; Marieke zat in haar stoel te wiegen.
‘Dit kan zo niet langer,’ begon Els. ‘Je gaat eraan onderdoor en Marieke ook.’
‘Wat willen jullie dan?’ vroeg ik schor.
‘Het huis verkopen,’ zei Bas weer. ‘Marieke kan naar een goede instelling; jij kunt opnieuw beginnen.’
Ik keek naar Marieke, die me met grote ogen aankeek.
‘Ik heb het beloofd,’ fluisterde ik.
‘En wat heb jij eraan?’ vroeg Els fel. ‘Je bent alles kwijtgeraakt! Je vrienden, je werk…’
Ik stond op en liep naar buiten, de koude lucht sneed in mijn gezicht. Tranen stroomden over mijn wangen.
Die nacht lag ik wakker en dacht aan mam. Had zij gewild dat ik mezelf zou verliezen? Of had ze gewoon geen andere uitweg gezien?
De volgende ochtend belde ik met de huisarts en vroeg om hulp. Binnen een maand kwam er een begeleider voor Marieke; langzaam kreeg ik weer wat lucht.
Maar het huis voelde nooit meer als thuis. De ruzies met Bas en Els bleven doorgaan; er kwamen brieven van advocaten over de erfenis.
In 2018 overleed Marieke onverwacht aan een longontsteking. Het huis was stil – doodstil – zonder haar aanwezigheid.
Bas kwam langs om te condoleren; zijn blik gleed door het huis alsof hij al bezig was met taxeren.
‘Nu kun je eindelijk verder,’ zei hij zachtjes.
Maar verdergaan voelde als verraad aan alles wat ik had beloofd.
Nu zit ik hier, alleen in het huis waar elke kamer echoot van herinneringen en spijt. Was het huis ooit de prijs waard die ik heb betaald? Of heb ik mezelf verloren in een belofte die niemand ooit had mogen vragen?
Wat zouden jullie hebben gedaan? Is trouw zijn aan een belofte belangrijker dan trouw zijn aan jezelf?