De buurvrouw die nooit genoeg had: Een verhaal over grenzen en de moed om nee te zeggen

‘Marloes, kun je even komen? Het is dringend!’

De stem van Anja galmt door het trappenhuis. Mijn hart slaat over. Ik sta met mijn jas nog aan in de gang, sleutels in mijn hand, klaar om naar mijn werk te gaan. Maar haar stem klinkt zo dwingend, zo onontkoombaar, dat ik niet anders kan dan mijn plannen uitstellen. Weer.

‘Wat is er, Anja?’ vraag ik terwijl ik haar deur open duw.

Ze staat midden in haar woonkamer, haar gezicht rood aangelopen. ‘De verwarming doet het niet. Kun jij even kijken? Je weet toch hoe dat moet.’

Ik zucht. Dit is de derde keer deze week. Sinds ik drie maanden geleden in deze flat in Utrecht ben komen wonen, lijkt het alsof Anja – een vrouw van een jaar of zestig met een scherpe blik en een stem die door merg en been gaat – mij heeft uitgekozen als haar persoonlijke hulpdienst. Eerst dacht ik dat het erbij hoorde, een beetje burenhulp. Maar haar verzoeken zijn geen verzoeken meer; het zijn eisen geworden.

‘Ik moet eigenlijk naar mijn werk,’ probeer ik voorzichtig.

‘Ach, dat duurt toch maar even? Je weet hoe lastig ik ben met die dingen.’

Ik kniel bij de radiator en draai aan de knop. Natuurlijk werkt alles gewoon. ‘Hij staat gewoon aan, Anja.’

Ze kijkt me aan met een blik die ik inmiddels goed ken: teleurstelling vermengd met iets wat lijkt op minachting. ‘Nou ja, dan zal het wel weer aan mij liggen.’

Ik voel me schuldig, zoals altijd. Alsof ik haar tekortdoe door niet meer te doen dan ik al doe. Terwijl ik de deur achter me dichttrek, hoor ik haar nog net mompelen: ‘Jonge mensen tegenwoordig…’

Op kantoor kan ik me nauwelijks concentreren. Mijn collega’s – allemaal druk met hun eigen leven – hebben geen idee wat er zich bij mij thuis afspeelt. Tijdens de lunch vraagt Sanne: ‘Gaat het wel goed met je? Je ziet er moe uit.’

Ik twijfel even, maar zeg dan: ‘Het is gewoon druk thuis. Mijn buurvrouw vraagt veel van me.’

Sanne lacht: ‘Ach joh, gewoon nee zeggen! Dat moet je leren.’

Maar zo simpel is het niet. Ik ben opgegroeid in een gezin waar harmonie belangrijker was dan grenzen stellen. Mijn moeder – altijd bezig anderen te pleasen – heeft me geleerd dat je pas goed genoeg bent als je alles voor iedereen doet. Nee zeggen voelt als falen.

’s Avonds zit ik op de bank met een kop thee als mijn telefoon trilt. Een appje van Anja: “Kun je morgen even boodschappen voor me doen? Ik heb last van m’n knie.”

Ik staar naar het scherm. Mijn vingers zweven boven het toetsenbord. Zal ik eindelijk nee zeggen? Maar wat als ze boos wordt? Wat als ze me gaat negeren of – erger nog – over me gaat roddelen bij de andere buren?

Mijn gedachten worden onderbroken door een telefoontje van mijn broer, Jeroen.

‘Hey zus, alles goed?’

‘Mwah,’ mompel ik.

‘Wat is er?’

Ik vertel hem over Anja, over hoe ze steeds meer van me vraagt en hoe moeilijk ik het vind om haar te weigeren.

Jeroen zucht. ‘Marloes, je moet echt leren voor jezelf op te komen. Je kunt niet iedereen tevreden houden.’

‘Maar ze is alleen…’

‘Dat is niet jouw verantwoordelijkheid! Je bent haar buurvrouw, geen mantelzorger.’

Zijn woorden blijven hangen. Niet mijn verantwoordelijkheid. Maar waarom voelt het dan zo?

De volgende ochtend sta ik voor de spiegel en oefen ik wat ik ga zeggen. ‘Sorry Anja, maar ik heb geen tijd.’ Of: ‘Ik kan je niet helpen vandaag.’ Het klinkt zo hard, zo onvriendelijk. Maar als ik mezelf in de ogen kijk, zie ik vooral iemand die moe is. Moe van altijd maar geven.

Als ik de gang op loop, hoor ik haar deur al open gaan.

‘Marloes! Heb je mijn berichtje gelezen?’

Ik slik. ‘Ja, Anja. Maar ik kan vandaag niet voor je boodschappen doen. Ik heb zelf veel te doen.’

Ze kijkt me aan alsof ik haar persoonlijk heb verraden. ‘Nou ja zeg! Jij was altijd zo behulpzaam…’

‘Sorry,’ zeg ik zacht.

Ze draait zich om en smijt de deur dicht.

De rest van de dag voel ik me schuldig en opgelucht tegelijk. Alsof er een last van mijn schouders is gevallen, maar er meteen een nieuwe voor in de plaats is gekomen: angst voor haar reactie.

’s Avonds hoor ik haar praten met meneer Van Dijk van twee hoog. Ze praat hard genoeg zodat ik het kan horen: ‘Vroeger waren buren er nog voor elkaar… Nu zijn ze allemaal zo egoïstisch.’

Mijn hart bonkt in mijn keel. Ik wil naar buiten rennen en mezelf verdedigen, maar iets houdt me tegen. In plaats daarvan bel ik mijn moeder.

‘Mam, hoe deed jij dat vroeger? Grenzen stellen?’

Ze lacht schamper. ‘Dat heb ik nooit geleerd, meisje. Misschien moet jij dat nu wél doen.’

Haar woorden raken me meer dan ze zou vermoeden.

De dagen daarna blijft Anja afstandelijk. Ze groet me niet meer op de trap en kijkt demonstratief de andere kant op als we elkaar tegenkomen bij de brievenbussen. Ik voel me schuldig, maar ook sterker dan eerst.

Op een avond hoor ik gestommel bij Anja’s deur. Een harde klap, gevolgd door stilte. Mijn hart slaat op hol. Wat als er echt iets aan de hand is?

Twijfelend loop ik naar haar deur en klop aan.

Geen antwoord.

Nog een keer kloppen.

Dan hoor ik haar stem, zwak: ‘Marloes?’

Ik duw de deur open en zie haar op de grond liggen, haar hand om haar enkel geklemd.

‘Ik ben gevallen…’ fluistert ze.

Zonder aarzelen help ik haar overeind en bel een ambulance. Terwijl we wachten, kijkt ze me aan met tranen in haar ogen.

‘Sorry… Ik had niet zo moeten doen tegen jou.’

Ik knik alleen maar en pak haar hand vast.

Na die avond verandert er iets tussen ons. Ze vraagt minder vaak om hulp en als ze het doet, klinkt het oprechter – als een vraag in plaats van een eis. En als ik nee zeg, accepteert ze dat.

Langzaam leer ik dat grenzen stellen niet betekent dat je hard of egoïstisch bent; het betekent dat je jezelf respecteert én de ander serieus neemt.

Soms vraag ik me af: hoeveel mensen lopen er rond zoals Anja – of zoals ik – gevangen tussen geven en nemen? En wie leert ons eigenlijk waar die grens ligt?