De Dag Dat Alles Veranderde: Een Levensverhaal uit Rotterdam
‘Mevrouw De Vries? Uw man heeft een ongeluk gehad. Maar dat is niet alles…’
De stem aan de andere kant van de lijn was kil, zakelijk, alsof hij een script voorlas. Mijn hart sloeg over. ‘Wat bedoelt u?’ vroeg ik met trillende stem, terwijl ik met mijn vrije hand naar de leuning van de trap greep om niet om te vallen.
‘U moet naar het Erasmus MC komen. Hij is bij bewustzijn, maar… er was iemand bij hem in de auto.’
Mijn hoofd tolde. Ik hoorde mijn dochtertje, Lotte, boven roepen: ‘Mama, waar is mijn gymtas?’ Maar ik kon alleen maar denken aan die woorden: er was iemand bij hem. Wie? Waarom?
Ik trok mijn jas aan, griste mijn sleutels van het haakje en riep naar boven: ‘Lotte, blijf bij oma! Ik moet weg!’ Mijn moeder kwam net de trap af. ‘Wat is er, Sanne?’ vroeg ze bezorgd. ‘Er is iets met Mark. Een ongeluk. Ik moet naar het ziekenhuis.’
De rit naar het Erasmus MC was een waas. De regen sloeg tegen de voorruit, het verkeer kroop voort. In mijn hoofd herhaalde ik steeds dezelfde vragen. Mark werkt altijd tot laat, maar hij had gezegd dat hij die avond alleen was gaan squashen met collega’s. Wie zat er dan bij hem in de auto?
Bij de balie stond een jonge verpleegkundige. ‘Sanne De Vries?’ vroeg ze zacht. Ik knikte. ‘Uw man is op de spoedeisende hulp. U kunt even wachten in kamer 3.’
De minuten sleepten zich voort. Mijn handen trilden zo erg dat ik mijn telefoon bijna liet vallen toen mijn schoonzus, Marieke, belde. ‘Sanne, wat is er gebeurd? Waarom belde het ziekenhuis mij ook?’
‘Ik weet het niet precies,’ fluisterde ik. ‘Ze zeggen dat Mark een ongeluk heeft gehad. En… er was iemand bij hem.’
Marieke zweeg even. ‘Misschien was het gewoon een collega?’
‘Misschien,’ zei ik, maar ik voelde dat het niet zo simpel was.
Eindelijk kwam een arts binnen. ‘Mevrouw De Vries? Uw man heeft een hersenschudding en wat kneuzingen, maar hij maakt het goed. U kunt even bij hem.’
Mark lag bleek in bed, zijn hoofd verbonden. Toen hij me zag, probeerde hij te glimlachen. ‘Sanne…’
‘Wat is er gebeurd?’ vroeg ik zacht.
Hij keek weg. ‘Het spijt me zo…’
‘Wie was er bij je in de auto?’ Mijn stem brak.
Mark slikte. ‘Het was… Linda.’
Linda. Zijn collega van kantoor, met wie hij de laatste maanden steeds vaker overwerkte.
‘Waarom?’ vroeg ik, terwijl de tranen over mijn wangen stroomden.
‘Het is niet wat je denkt,’ zei Mark haastig. ‘We reden samen terug van werk omdat haar fiets kapot was. En toen…’
‘En toen wat? Waarom heb je me nooit verteld dat jullie samen waren?’
Hij zweeg. De stilte tussen ons werd zwaarder dan ooit.
Die avond zat ik alleen aan de keukentafel, terwijl Lotte boven sliep en mijn moeder zachtjes de afwas deed. Mijn telefoon trilde weer: een bericht van Linda.
‘Het spijt me zo, Sanne. Ik wilde dit nooit laten gebeuren.’
Ik wist niet eens dat ze mijn nummer had.
De dagen daarna waren een waas van ziekenhuisbezoeken en ongemakkelijke gesprekken. Mark bleef volhouden dat er niets tussen hem en Linda was gebeurd, maar ik voelde aan alles dat er iets niet klopte.
Mijn schoonouders kwamen langs en probeerden Mark te verdedigen. ‘Hij zou jou nooit bedriegen,’ zei zijn moeder streng tegen mij, alsof ik degene was die iets verkeerd had gedaan.
Mijn eigen moeder keek me alleen maar aan met die blik die alles zei: vertrouw op je gevoel.
Op een avond, toen Mark eindelijk thuis was en Lotte sliep, barstte alles los.
‘Vertel me nu de waarheid,’ zei ik terwijl ik tegenover hem aan tafel zat.
Mark staarde naar zijn handen. ‘Ik weet niet hoe het zo ver heeft kunnen komen… Linda en ik… we zijn gewoon vrienden geworden op werk. Het was fijn om met iemand te praten die begreep hoe zwaar het soms is.’
‘En verder?’
Hij zweeg lang. ‘We hebben één keer gezoend. Het stelde niks voor, echt niet! Maar daarna voelde ik me zo schuldig dat ik haar heb vermeden.’
Ik voelde me misselijk worden. Alles waar ik in geloofde – ons huwelijk, ons gezin – leek ineens op losse schroeven te staan.
‘Waarom heb je het niet verteld?’
‘Omdat ik bang was je kwijt te raken.’
‘En nu dan? Denk je dat dit beter is?’
Hij huilde. Voor het eerst in jaren zag ik Mark echt breken.
De weken daarna probeerden we te praten, maar alles voelde geforceerd. Lotte merkte dat er iets mis was en werd steeds stiller.
Op een dag stond Linda ineens voor de deur. Ze had bloemen bij zich en haar ogen waren rood van het huilen.
‘Mag ik even met je praten?’ vroeg ze zacht.
Ik liet haar binnen uit pure vermoeidheid.
‘Het spijt me zo,’ begon ze meteen. ‘Ik had nooit moeten toestaan dat het zo ver kwam tussen Mark en mij. Maar geloof me alsjeblieft: hij houdt van jou.’
‘Waarom nu pas?’ vroeg ik bitter.
Ze haalde haar schouders op. ‘Omdat ik dacht dat het beter was om weg te blijven. Maar nu zie ik hoeveel pijn dit jullie doet.’
Na haar bezoek voelde ik me leger dan ooit.
Mijn moeder vond me die avond huilend in de keuken.
‘Je hoeft niet meteen te beslissen wat je wilt,’ zei ze zacht terwijl ze mijn hand pakte.
Maar hoe maak je zo’n keuze? Blijf je voor je gezin, of kies je voor jezelf?
De maanden gingen voorbij en langzaam probeerden Mark en ik elkaar weer te vinden – met vallen en opstaan, met therapie en eindeloze gesprekken tot diep in de nacht.
Soms denk ik terug aan die dag van het telefoontje en vraag ik me af: als het ongeluk niet was gebeurd, had ik dan ooit geweten wat er speelde?
En nu, terwijl ik dit opschrijf en naar Mark kijk die Lotte helpt met haar huiswerk aan tafel, vraag ik me af: kun je ooit echt opnieuw beginnen als vertrouwen eenmaal gebroken is? Of blijft er altijd iets tussen zitten?
Wat zouden jullie doen? Is vergeving sterker dan wantrouwen?