De Echo’s van Onuitgesproken Liefde: Een Leven tussen Stilte en Gemis
‘Waarom zeg je nooit iets terug, mam?’ Mijn stem trilt, terwijl ik met mijn rug tegen de keukendeur sta. Mijn moeder, Marjan, kijkt niet op van haar kop thee. Haar vingers trillen lichtjes, maar haar gezicht blijft onbewogen. Buiten tikt de regen tegen het raam, alsof de wereld zelf ook niet weet wat ze met deze stilte aan moet.
‘Het heeft toch geen zin, Lotte,’ zegt ze uiteindelijk zacht. ‘Je vader komt zo thuis.’
Die woorden hangen als een dreiging in de lucht. Mijn vader, Kees, is altijd een paar uur later thuis dan hij zegt. Als hij binnenkomt, ruikt hij naar bier en rook. Zijn stem vult het huis nog voor hij de gang binnenstapt. Ik ben 21 nu, maar nog steeds voel ik me dat kleine meisje dat zich onder de dekens verstopte als zijn voetstappen dichterbij kwamen.
Ik weet niet precies wanneer ik ben opgehouden met hopen dat het ooit beter zou worden. Misschien was het die avond dat ik mijn moeder hoorde huilen in de badkamer, terwijl ik in mijn kamer lag te luisteren naar het kraken van de oude houten vloer. Of misschien was het toen ik op mijn zestiende voor het eerst zelf een nacht buiten doorbracht, omdat ik niet naar huis durfde.
‘Lotte, je moet niet zo moeilijk doen,’ zei mijn moeder altijd als ik vroeg waarom we niet gewoon weg gingen. ‘Je vader heeft het zwaar op zijn werk.’
Maar ik wist wel beter. In ons rijtjeshuis in Amersfoort was er altijd spanning. De buren deden alsof ze niets hoorden, maar soms ving ik hun blikken op als ik langsfietste. Mijn beste vriendin, Sanne, vroeg ooit waarom ik nooit bij haar bleef slapen. Ik lachte het weg en zei dat mijn ouders streng waren.
De waarheid was dat ik me nergens veilig voelde. Niet thuis, niet op school, niet bij vrienden. Ik was altijd op mijn hoede, altijd bezig met inschatten of het een goede of slechte dag zou worden.
Op mijn achttiende kreeg ik een kamer in Utrecht. Ik dacht dat alles anders zou worden. Maar de stilte bleef in mij zitten, als een echo van wat er thuis gebeurde. Ik kon niet slapen zonder het geluid van regen of het zachte gezoem van de koelkast. De eerste keer dat een jongen me wilde zoenen, verstijfde ik. Zijn hand op mijn schouder voelde als een klauw die me terugtrok naar de avonden waarop mijn vader schreeuwde en deuren sloeg.
‘Je bent zo gesloten,’ zei Sanne toen we samen op het terras zaten. ‘Je praat nooit over vroeger.’
Ik haalde mijn schouders op. Hoe leg je uit dat je ouders nog leven, maar dat je ze eigenlijk al kwijt bent? Dat je moeder je nooit beschermde en je vader je leerde dat liefde pijn doet?
Op een dag belde mijn moeder me op. ‘Lotte, kun je even langskomen? Je vader is gevallen.’
Ik voelde geen paniek, geen medelijden. Alleen een leegte die me misselijk maakte. Toch stapte ik op de trein naar Amersfoort. In het ziekenhuis lag mijn vader bleek en zwijgend in bed. Mijn moeder zat naast hem, haar handen gevouwen in haar schoot.
‘Hij heeft je nodig,’ fluisterde ze.
Ik keek naar de man die ooit zo groot en angstaanjagend leek. Nu was hij klein, gebroken zelfs. Maar in mij groeide geen vergeving, alleen verdriet om alles wat nooit was geweest.
‘Waarom ben je gebleven?’ vroeg ik zacht aan mijn moeder toen we samen in de gang stonden.
Ze keek me aan met ogen vol spijt en schaamte. ‘Omdat ik bang was,’ zei ze. ‘Omdat ik dacht dat jij sterker was dan ik.’
Die woorden sneden dieper dan alle klappen die ooit in ons huis gevallen waren.
Na die dag kwam ik steeds minder vaak thuis. Mijn moeder stuurde af en toe een berichtje – ‘Hoe gaat het?’ – maar ik antwoordde zelden. Mijn vader overleed twee jaar later aan leverfalen. Op zijn begrafenis stonden we met z’n drieën: mijn moeder, mijn oom Jan en ik. Er werd weinig gezegd.
Na afloop dronk ik koffie met Jan in het crematorium.
‘Je vader was vroeger anders,’ zei hij zacht. ‘Voor de drank.’
Ik knikte, maar wist niet wat ik moest voelen. Was het medelijden? Woede? Of gewoon opluchting dat het nu eindelijk voorbij was?
De maanden daarna voelde ik me verlorener dan ooit. Ik probeerde te praten met een psycholoog, maar elke keer als ze vroeg naar mijn jeugd, sloeg mijn keel dicht.
‘Je hoeft niet alles meteen te vertellen,’ zei ze vriendelijk.
Maar hoe begin je aan een verhaal dat je zelf nauwelijks begrijpt?
Sanne bleef aandringen om samen iets te doen. ‘Kom mee naar het strand,’ zei ze op een dag in april.
We zaten samen in het zand bij Scheveningen, de wind trok aan onze haren.
‘Weet je,’ begon ik aarzelend, ‘soms denk ik dat ik nooit echt heb geleerd wat liefde is.’
Sanne keek me aan met die open blik die alleen echte vrienden hebben.
‘Misschien kun je het jezelf leren,’ zei ze zacht.
Die woorden bleven hangen in mijn hoofd terwijl we terugreden naar Utrecht.
Langzaam begon ik kleine dingen te proberen: mezelf toestaan te huilen om wat verloren was gegaan; een plant kopen voor mijn kamer; een brief schrijven aan mijn moeder die ik nooit verstuurde.
In die brief schreef ik:
‘Mam,
Ik weet dat jij ook bang was. Maar soms wens ik dat je één keer voor mij had gekozen in plaats van voor hem.’
Ik las hem elke avond voor het slapengaan tot de woorden hun kracht verloren en alleen nog maar letters waren op papier.
Op een dag stond mijn moeder ineens voor mijn deur in Utrecht. Ze had tranen in haar ogen en hield een oude foto vast van ons samen op het strand van Zandvoort – ik als peuter op haar schoot.
‘Het spijt me zo,’ fluisterde ze.
Voor het eerst liet ik haar toe om me vast te houden. We huilden samen om alles wat nooit gezegd was, om alle jaren van stilte en gemis.
Het is nu drie jaar later. Ik heb geleerd dat familie soms alleen bestaat uit jezelf en de mensen die je kiest. Mijn moeder en ik spreken elkaar vaker, maar er zijn dagen dat de stilte weer tussen ons in hangt als een oude jas die je niet uit kunt trekken.
Toch is er iets veranderd: ik ben niet meer bang voor de echo’s van vroeger. Ik weet nu dat liefde soms begint met jezelf toestaan te voelen – zelfs als dat pijn doet.
En soms vraag ik me af: hoeveel mensen dragen deze stilte met zich mee zonder dat iemand het ziet? Hoeveel kinderen wachten nog steeds op woorden die nooit komen?