De helft van mijn erfenis aan mijn broer gegeven – nu ben ik hem kwijt

‘Dus je denkt echt dat ik het allemaal opmaak aan onzin?’ Bastiaan’s stem trilt, zijn handen gebald tot vuisten op het tafelblad. De geur van verse koffie hangt tussen ons in, maar de warmte ervan bereikt me niet. Mijn hart bonkt in mijn keel. ‘Dat zeg ik niet, Bas. Maar mam en pap wilden dat we het eerlijk deelden. Het is niet niks, zo’n huis in Utrecht.’

Hij kijkt me aan, ogen donker van vermoeidheid en frustratie. ‘Jij hebt een vaste baan, een koopwoning, alles op orde. Ik…’ Hij slikt. ‘Ik heb niks. Geen spaargeld, geen zekerheid. Alleen schulden en die stomme huurflat in Kanaleneiland.’

Ik weet dat het waar is. Bastiaan heeft altijd geworsteld – met school, met werk, met zichzelf. Maar hij is mijn broer. Mijn kleine broertje, met wie ik vroeger op het dak van de garage zat te dromen over verre reizen en een leven zonder zorgen.

‘Ik wil je helpen,’ zeg ik zacht. ‘Maar het is veel geld. We moeten het goed regelen.’

Hij knikt, maar zijn blik glijdt weg. ‘Je vertrouwt me niet.’

‘Dat is het niet…’ begin ik, maar hij staat al op. ‘Laat maar. Ik regel het zelf wel.’

Die avond lig ik wakker, draaiend in bed naast mijn man Jeroen. ‘Je moet doen wat goed voelt,’ zegt hij, terwijl hij mijn hand pakt. ‘Maar denk ook aan jezelf, Sanne.’

De weken erna volgen in een waas van gesprekken met notarissen en eindeloze appjes van Bastiaan. Hij heeft haast – schuldeisers zitten hem op de hielen, zegt hij. Ik voel de druk groeien, maar uiteindelijk teken ik de papieren: mijn helft van het huis gaat naar hem, tegen een symbolisch bedrag.

‘Dankjewel, Sanne,’ zegt hij als alles rond is. Zijn stem breekt. ‘Echt… ik weet niet wat ik zonder jou zou moeten.’

Ik glimlach door mijn tranen heen. ‘We zijn familie. Daar ben je voor.’

De eerste maanden lijkt alles goed te gaan. Bastiaan stuurt foto’s van zijn opgeknapte flat, vertelt over sollicitaties en plannen om te gaan studeren. Ik voel me opgelucht – misschien was dit precies wat hij nodig had.

Maar langzaam verandert er iets. Zijn berichten worden korter, oppervlakkiger. Als ik bel, neemt hij vaak niet op. Op verjaardagen komt hij niet meer opdagen; excuses volgen via WhatsApp.

‘Heb je Bastiaan nog gesproken?’ vraagt mijn moeder tijdens het kerstdiner.

Ik schud mijn hoofd. ‘Hij is druk, denk ik.’

Maar diep vanbinnen weet ik dat er meer aan de hand is.

Een jaar gaat voorbij. Ik hoor via via dat Bastiaan zijn flat weer heeft verkocht en nu ergens in Rotterdam woont. Niemand weet precies waar. Mijn appjes blijven onbeantwoord; brieven komen retour met ‘adres onbekend’.

Op een avond zit ik met Jeroen aan tafel, de lege stoel van Bastiaan tegenover me.

‘Misschien wil hij gewoon afstand,’ zegt Jeroen voorzichtig.

‘Maar waarom? Ik heb alles voor hem gedaan…’ Mijn stem breekt.

De pijn snijdt dieper dan ik had verwacht. Niet om het geld – dat was nooit het belangrijkste – maar om het verlies van mijn broer. De jongen met wie ik kattenkwaad uithaalde in de straat, die me beschermde tegen pestkoppen op school.

Mijn ouders weten ook niet wat ze moeten doen. Mijn moeder huilt soms zachtjes als ze denkt dat niemand het ziet; mijn vader wordt stiller met de dag.

Op een dag krijg ik een anoniem kaartje in de bus: ‘Soms moet je loslaten om verder te kunnen.’ Geen afzender, geen handtekening – maar ik weet zeker dat het van Bastiaan komt.

Ik staar naar het kaartje, tranen branden achter mijn ogen.

Was dit zijn manier om afscheid te nemen? Of een roep om hulp?

De maanden slepen zich voort. Ik probeer verder te gaan: werk, vrienden, vakanties met Jeroen en onze dochter Lotte. Maar altijd is daar dat lege plekje aan tafel, die stilte op familiefeestjes.

Soms droom ik dat Bastiaan ineens voor de deur staat – ouder, wijzer, klaar om alles uit te praten. Maar elke ochtend word ik wakker met dezelfde leegte.

‘Denk je dat hij ooit terugkomt?’ vraag ik aan Jeroen op een regenachtige zondagmiddag.

Hij haalt zijn schouders op. ‘Misschien als hij zichzelf heeft gevonden.’

En dus wacht ik. Op een teken, een telefoontje, een onverwachte ontmoeting op Utrecht Centraal.

Maar tot die tijd blijft alleen de vraag: hoeveel kun je geven voordat je jezelf verliest? En wat blijft er over als zelfs familie je loslaat?