De Lente-opruiming die Mijn Huwelijk Op de Proef Stelde

‘Je raakt die dozen niet aan, Marloes!’ Hendriks stem trilde, zijn gezicht rood aangelopen terwijl hij in de deuropening van de garage stond. Mijn handen beefden boven de stoffige doos vol vergeelde tijdschriften. Ik voelde mijn hart bonzen in mijn keel. Acht jaar getrouwd en nog steeds wist hij me te verrassen – of beter gezegd: teleurstellen.

‘Hendrik, we hebben afgesproken dat we de garage samen zouden opruimen. Je gebruikt deze spullen nooit! Het is alleen maar rommel!’ probeerde ik, mijn stem hoger dan normaal. Ik hoorde mezelf, fel en wanhopig, maar ik kon niet meer stoppen. De geur van oud papier en motorolie hing zwaar in de lucht.

Hij sloeg zijn ogen neer, zijn schouders zakten. ‘Dit is geen rommel. Dit zijn herinneringen. Mijn vaders gereedschap, mijn oude stripboeken…’

Ik voelde me schuldig, maar ook woedend. Hoe vaak hadden we deze discussie al gevoerd? Elke lente weer, als de zon eindelijk doorbrak boven onze rijtjeswoning in Amersfoort, begon het te kriebelen: schoonmaken, ruimte maken, frisse lucht. Maar Hendrik veranderde dan in een bunkerbewoner die zijn schatten verdedigde tegen een vijandige wereld.

‘We hebben ruimte nodig, Hendrik! De fietsen passen er niet eens meer bij. En kijk naar die oude radio’s – ze werken niet eens!’

Hij draaide zich om, liep zonder iets te zeggen naar binnen. De deur viel met een klap dicht. Ik bleef achter tussen de spinnenwebben en het stof, met tranen in mijn ogen en een groeiende knoop in mijn maag.

Die avond at hij zwijgend zijn stamppot. Onze dochter Lotte keek van mij naar hem, haar vork stil boven haar bord. ‘Gaan jullie weer ruzie maken?’ vroeg ze zacht.

Ik slikte. ‘Nee lieverd, papa en mama praten gewoon even.’ Maar praten deden we niet meer. We sliepen rug aan rug, elk gevangen in onze eigen gedachten.

De volgende ochtend was hij weg voordat ik wakker werd. Op het aanrecht lag een briefje: “Ik ben bij mijn moeder. Ik heb even tijd nodig.”

Mijn adem stokte. Bij zijn moeder? Dat was sinds onze bruiloft niet meer gebeurd. Meestal losten we onze ruzies op met een glas wijn en een slechte film. Maar nu was hij echt weg.

Ik belde mijn zus Sanne. ‘Hij is gewoon vertrokken! Om een paar dozen oude troep!’

Sanne zuchtte aan de andere kant van de lijn. ‘Het gaat niet om die dozen, Loes. Je weet dat hij moeite heeft met loslaten sinds zijn vader overleed.’

Ik voelde me schuldig. Natuurlijk wist ik dat. Maar hoe lang moest ik nog rekening houden met zijn verdriet? Wanneer werd het tijd voor míjn ruimte?

De dagen sleepten zich voort. Lotte vroeg elke avond wanneer papa terugkwam. Mijn schoonmoeder belde om te zeggen dat Hendrik “rust nodig had”. Ik voelde me verraden – door hem én door haar.

Op vrijdagavond stond ik in de garage, omringd door stapels spullen die allemaal naar hem roken: oude voetbalshirts, vergeelde fotoalbums, een doos vol cassettebandjes met handgeschreven labels. Ik pakte een bandje op: “Vakantie Zeeland ‘92”.

Plotseling hoorde ik voetstappen achter me. Hendrik stond in de deuropening, zijn ogen rood van het huilen.

‘Ik kan het niet,’ zei hij zacht. ‘Ik kan het gewoon niet weggooien.’

Ik liep naar hem toe en pakte zijn hand. ‘Misschien hoeven we ook niet alles weg te doen,’ fluisterde ik. ‘Maar we moeten wel samen beslissen wat blijft en wat gaat.’

Hij knikte langzaam, zijn schouders trillend van ingehouden verdriet.

‘Weet je nog,’ zei hij schor, ‘dat je me ooit beloofde dat je me nooit zou dwingen te kiezen tussen jou en mijn verleden?’

Mijn hart brak een beetje bij die woorden. ‘En jij beloofde dat je me niet zou laten verdrinken in jouw herinneringen.’

We stonden daar samen in het schemerlicht van de garage, tussen het verleden en de toekomst in.

Het werd geen makkelijke lente-opruiming. We huilden om dingen die we weggooiden, lachten om vergeten foto’s en maakten ruzie over wat mocht blijven. Maar langzaam werd de garage leger – en ons huis weer voller van elkaar.

Soms vraag ik me af: hoeveel ruimte moet je maken voor elkaars verleden voordat je samen verder kunt? En wanneer wordt liefde verstikken in plaats van vasthouden?