De nacht dat ik Emma verloor: Bekentenissen van een oma verscheurd tussen schuld en vergeving

‘Riet, hoe kon je dit laten gebeuren?’ De stem van mijn dochter Marloes trilt van woede en verdriet. Haar ogen zijn rood, haar handen beven. Ik sta in de hal van het ziekenhuis, mijn jas nog aan, het zweet op mijn rug koud geworden. Alles in mij wil haar omhelzen, zeggen dat het me spijt, maar de woorden blijven steken in mijn keel.

‘Ik weet het niet, Marloes… Ik weet het echt niet,’ fluister ik. Mijn stem klinkt vreemd, alsof hij niet bij mij hoort. In mijn hoofd echoot de paniek van die nacht, als een eindeloze nachtmerrie waaruit ik niet kan ontwaken.

Emma, mijn lieve Emma. Acht jaar oud, met haar blonde vlechtjes en haar ondeugende lach. Ze logeerde bij mij omdat Marloes en haar man Bart een weekendje weg waren. We hadden pannenkoeken gebakken, verstoppertje gespeeld in het park, samen naar oude fotoalbums gekeken. Alles leek zo normaal, zo veilig.

Tot die nacht.

Het begon met een zacht gekreun uit de logeerkamer. Ik dacht eerst dat ze een nachtmerrie had. Maar toen ik haar kamer binnenliep, zag ik meteen dat het mis was. Haar gezichtje was bleek, haar lippen blauwachtig. Ze ademde snel en oppervlakkig. ‘Oma… ik voel me niet goed,’ fluisterde ze.

Paniek greep me bij de keel. Ik probeerde kalm te blijven, haar gerust te stellen. ‘Het komt goed, lieverd. Oma is hier.’ Maar diep vanbinnen wist ik dat dit niet zomaar een griepje was. Ik belde 112 met trillende vingers.

De ambulance kwam snel, maar alles voelde als een eeuwigheid. De broeders stelden vragen waarop ik geen antwoord had: ‘Heeft ze ergens allergisch voor? Heeft ze iets gegeten wat ze niet mocht?’ Ik stamelde iets over pannenkoeken en aardbeienjam. Emma werd op een brancard gelegd, haar kleine handje gleed uit de mijne.

In het ziekenhuis werd ze meteen opgenomen op de intensive care. Marloes en Bart werden gebeld. Toen ze aankwamen, was hun blik onbeschrijfelijk: angst, woede, wanhoop.

‘Waarom heb je niet eerder gebeld?’ snauwde Marloes later die nacht. ‘Waarom heb je haar niet beter in de gaten gehouden?’

Ik had geen antwoorden. Alleen maar schuld. Schuld die als een zware steen op mijn borst lag.

De dagen daarna waren een waas van wachten en hopen. Emma lag aan slangen en piepende apparaten. De artsen spraken over een ernstige allergische reactie – anafylactische shock. Iets in het eten had haar lichaam aangevallen. Maar wat? Ik had toch alles gecontroleerd? Geen noten, geen melk – ze was alleen allergisch voor noten en melk, dat wist ik zeker.

Toch moest er iets mis zijn gegaan.

Marloes sprak nauwelijks tegen me. Bart keek me niet meer aan. Mijn man Jan probeerde me te troosten, maar ik duwde hem weg. ‘Het is mijn schuld,’ zei ik steeds weer tegen mezelf in de spiegel. ‘Ik had beter moeten opletten.’

Na drie dagen mocht Emma eindelijk van de intensive care af. Ze was nog zwak, maar buiten levensgevaar. De opluchting was groot, maar de sfeer tussen mij en Marloes bleef ijzig.

Op een avond zat ik alleen in de woonkamer, starend naar een foto van Emma op de schommel in onze tuin. De deur ging open; Marloes kwam binnen. Ze bleef staan bij de deurpost, haar armen over elkaar.

‘Weet je nog,’ begon ze zacht, ‘hoe je vroeger altijd zei dat je nooit fouten maakte?’

Ik knikte zwijgend.

‘Dat geloofde ik altijd,’ zei ze met een bittere glimlach. ‘Tot nu.’

De woorden sneden door me heen als messen. Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen.

‘Marloes… ik weet niet hoe ik dit goed kan maken.’

Ze zuchtte diep en kwam naast me zitten op de bank. Voor het eerst sinds dagen raakten onze handen elkaar even aan.

‘Misschien kun je het niet goedmaken,’ zei ze zacht. ‘Maar misschien kun je het wel anders doen.’

We zaten lang zwijgend naast elkaar. Buiten viel de regen zacht tegen het raam.

De weken daarna probeerde ik alles om het vertrouwen terug te winnen. Ik las alles over allergieën, sprak met artsen, bakte samen met Emma koekjes zonder gevaarlijke ingrediënten. Maar het gevoel van falen bleef knagen.

Op een dag kwam Emma naar me toe terwijl ik in de tuin werkte.

‘Oma?’

‘Ja lieverd?’

Ze keek me ernstig aan met haar grote blauwe ogen.

‘Ben je nog steeds verdrietig?’

Ik slikte en knikte.

‘Het is niet jouw schuld, hoor,’ zei ze zachtjes en sloeg haar armpjes om me heen.

Die omhelzing brak iets open in mij – een golf van verdriet én opluchting spoelde door me heen.

Toch bleef het moeilijk tussen Marloes en mij. Er waren dagen dat we nauwelijks spraken; andere dagen probeerden we voorzichtig het gesprek aan te gaan over wat er gebeurd was.

Op een familiefeestje maanden later hoorde ik Marloes tegen haar zus zeggen: ‘Ik weet niet of ik mama ooit helemaal kan vergeven.’

Die woorden deden pijn – maar ergens begreep ik het ook.

Nu, jaren later, denk ik vaak terug aan die nacht. Aan alles wat er misging – en alles wat we sindsdien hebben geleerd over kwetsbaarheid en liefde.

Soms vraag ik me af: hoe vergeef je jezelf als je degene die je het meest liefhebt bijna bent kwijtgeraakt? En hoe bouw je samen weer aan vertrouwen als alles zo broos is geworden?

Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?