De Onthulling van Marloes: Een Leven op het Randje van Verandering
‘Linda, wat is er met je gebeurd?’ Mijn stem trilt als ik het vraag, terwijl ik haar aankijk in de keuken van hun rijtjeshuis in Amersfoort. Haar ogen, ooit zo zacht en vriendelijk, glanzen nu met een onrust die ik niet kan plaatsen. Ze draait zich om, haar handen trillend terwijl ze de vaatwasser uitruimt. ‘Niks, Marloes. Ik ben gewoon moe.’
Maar ik geloof haar niet. Niet na wat ik net heb gezien: Linda, altijd in haar comfortabele pyjama’s en met een rommelige knot, staat nu voor me in een strakke sportlegging, haar gezicht zorgvuldig opgemaakt. Zelfs haar nagels zijn gelakt – felrood, iets wat ik haar nooit eerder heb zien dragen.
Het is de eerste keer in maanden dat ik mijn broer Stefan en zijn gezin weer zie. Hij werkt tegenwoordig bij een groot IT-bedrijf in Utrecht en maakt lange dagen. De kinderen, Joris en Fleur, zijn druk met school en sportclubs. We wonen niet ver van elkaar, maar het leven slokt ons op.
‘Mam, mag ik nog een koekje?’ roept Fleur vanuit de woonkamer. Linda knikt afwezig en pakt een koekje uit de trommel. Ik zie hoe ze haar telefoon checkt, snel en stiekem, alsof ze bang is dat iemand het merkt.
‘Hoe gaat het nou echt met je?’ probeer ik opnieuw. Ze zucht diep en kijkt me eindelijk aan. ‘Het is gewoon… veel. Stefan is er nooit. De kinderen zijn druk. En ik…’ Ze slikt. ‘Ik probeer mezelf weer te vinden.’
Die avond aan tafel is de sfeer gespannen. Stefan komt pas laat thuis, zijn overhemd gekreukt en zijn gezicht vermoeid. ‘Sorry dat ik te laat ben,’ mompelt hij terwijl hij aanschuift. Linda glimlacht gemaakt en schuift hem een bord toe.
‘Je ziet er anders uit, Lin,’ zegt Stefan plotseling, terwijl hij haar opneemt. ‘Nieuwe hobby?’
Linda lacht kort. ‘Ik ben begonnen met sporten. En een beetje make-up kan geen kwaad toch?’
Stefan knikt, maar zijn blik blijft hangen op haar rode nagels. ‘Het staat je goed,’ zegt hij uiteindelijk, maar zijn stem klinkt onzeker.
Na het eten help ik Linda met opruimen. ‘Is er iets wat ik moet weten?’ fluister ik als de kinderen boven zijn.
Ze kijkt me aan, haar ogen vol tranen. ‘Ik weet het niet meer, Marloes. Soms voelt het alsof ik leef voor iedereen behalve mezelf. En nu… nu voel ik me eindelijk weer gezien. Niet door Stefan, maar…’
‘Door wie dan?’ Mijn hart bonkt in mijn keel.
Ze kijkt weg. ‘Er is iemand in de sportschool. Hij luistert naar me. Hij ziet me echt.’
Ik weet niet wat ik moet zeggen. Mijn broer werkt zich kapot om voor zijn gezin te zorgen, en Linda zoekt aandacht bij een ander? Maar als ik naar haar kijk, zie ik geen verrader – ik zie een vrouw die langzaam verdwijnt in de schaduw van haar eigen leven.
De dagen na mijn bezoek kan ik aan niets anders denken. Moet ik Stefan waarschuwen? Of Linda steunen? Mijn eigen relatie met Bas is ook niet perfect; we praten nauwelijks nog met elkaar sinds hij zijn baan verloor.
Een week later belt Linda me huilend op. ‘Hij weet het, Marloes! Stefan heeft mijn berichten gelezen.’
‘Wat heeft hij gezegd?’ vraag ik zacht.
‘Hij is woedend. Hij zegt dat ik alles kapotmaak.’
Ik hoor Joris op de achtergrond huilen en voel de pijn door de telefoon heen komen.
Twee dagen later sta ik weer bij hen op de stoep. Stefan opent de deur met rode ogen. ‘Wil je binnenkomen?’ vraagt hij schor.
Binnen zit Linda ineengedoken op de bank, haar make-up uitgelopen. De kinderen zijn bij hun opa en oma.
‘Waarom heb je het niet eerder gezegd?’ vraagt Stefan terwijl hij tegenover haar gaat zitten.
Linda snikt. ‘Omdat je er nooit was! Omdat ik bang was dat je me niet meer zag staan!’
‘Ik werk voor ons gezin!’ schreeuwt Stefan terug.
‘Maar wie zorgt er voor mij?’ fluistert Linda.
De stilte die volgt is ondraaglijk. Ik voel me machteloos tussen hen in staan.
Die avond blijf ik bij Linda slapen. Ze vertelt me over haar eenzaamheid, over hoe ze zichzelf kwijt was geraakt tussen luiers, schoolpleinmoeders en eindeloze avonden alleen op de bank.
‘Weet je nog hoe we vroeger droomden van reizen?’ vraagt ze zacht als we samen in bed liggen.
Ik knik. ‘En nu zitten we vast in routines die ons langzaam verstikken.’
De volgende ochtend komt Stefan naar ons toe. Zijn gezicht is strak van verdriet.
‘Ik wil vechten voor ons,’ zegt hij tegen Linda. ‘Maar alleen als jij dat ook wilt.’
Linda kijkt hem lang aan. ‘Ik weet het niet meer, Stef. Ik weet alleen dat ik mezelf niet wil verliezen.’
Het gesprek blijft hangen in mijn hoofd als ik naar huis rijd. Hoeveel vrouwen zoals Linda zijn er wel niet? Hoeveel mannen zoals Stefan? En hoeveel mensen zoals ik – toeschouwers aan de zijlijn, bang om zelf te breken?
Soms vraag ik me af: wanneer ben je egoïstisch als je voor jezelf kiest? En wanneer ben je laf als je blijft zwijgen? Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?