De Onzichtbare Draad: Mijn Vriendschap op de Proef Gesteld in de Schaduw van het Moederschap
‘Je begrijpt het gewoon niet, Anne!’ Marieke’s stem trilt, haar ogen schieten vuur terwijl ze haar baby tegen zich aandrukt. ‘Het is niet dat ik je niet wil zien, maar ik heb gewoon geen tijd meer voor… voor dit soort dingen.’
Ik sta in haar kleine woonkamer in Utrecht, tussen de stapels was en de geur van babydoekjes. Mijn handen trillen. ‘Dit soort dingen? Je bedoelt mij?’ Mijn stem klinkt zachter dan ik wil. Ik voel me plotseling zo klein, zo overbodig.
Marieke zucht diep en kijkt weg. ‘Anne, ik ben moe. Echt moe. Je hebt geen idee hoe het is om elke nacht drie keer wakker te worden, om altijd verantwoordelijk te zijn voor zo’n klein mensje. Ik kan niet meer zomaar met jou naar de film of urenlang op het terras zitten.’
Ik slik. Natuurlijk weet ik dat niet. Ik heb geen kinderen. Mijn leven draait nog steeds om mijn werk als redacteur bij een uitgeverij, mijn avonden zijn gevuld met boeken, wijn en soms een date die nergens toe leidt. Maar Marieke was altijd mijn anker, mijn thuis. We kenden elkaar sinds de brugklas op het Stedelijk Gymnasium, deelden alles: liefdesverdriet, tentamenstress, de eerste festivals in Biddinghuizen, nachtenlang praten over dromen en angsten.
Nu lijkt het alsof er een onzichtbare draad tussen ons gespannen staat, dunner en dunner wordend. Ik voel me jaloers op haar nieuwe leven, maar ook boos dat ze mij zo makkelijk lijkt te vergeten.
‘Weet je nog,’ begin ik voorzichtig, ‘hoe we altijd zeiden dat we samen oud zouden worden? Dat niks ons uit elkaar kon krijgen?’
Marieke glimlacht flauwtjes. ‘Dat was voordat ik moeder werd, Anne. Alles is anders nu.’
De baby begint te huilen. Marieke draait zich om en wiegt haar dochtertje zachtjes heen en weer. Ik voel me overbodig in deze kamer vol nieuwe routines waar ik geen deel van uitmaak.
‘Misschien moet ik maar gaan,’ fluister ik. Mijn jas hangt nog aan de kapstok, maar het voelt alsof ik al buiten sta.
‘Anne…’ Marieke’s stem klinkt vermoeid, maar ook verdrietig. ‘Het spijt me. Echt.’
Ik knik en loop naar buiten, de frisse lentelucht slaat in mijn gezicht als een klap. Fietsend langs de grachten denk ik aan vroeger: hoe we samen plannen maakten om te reizen, hoe we lachten om onze moeders die altijd zeiden dat het leven je inhaalt.
Thuis staar ik naar mijn telefoon. Geen berichtje van Marieke. Geen uitnodiging voor koffie of een wandeling door het park. De dagen worden weken. Ik zie op Instagram foto’s van haar dochtertje – eerste lachje, eerste hapje – maar ik ben er niet bij.
Op een avond belt mijn moeder. ‘Hoe gaat het met Marieke?’ vraagt ze terloops.
‘We spreken elkaar bijna niet meer,’ zeg ik schor.
‘Dat is jammer,’ zegt ze zacht. ‘Maar soms groeien mensen uit elkaar, Anne. Dat hoort bij het leven.’
Ik wil dat niet accepteren. Ik wil vechten voor wat we hadden.
Een paar dagen later waag ik het erop en stuur Marieke een berichtje: “Zullen we binnenkort samen wandelen? Ik mis je.”
Het blijft uren stil voordat ze reageert: “Sorry Anne, druk met de kleine en alles thuis. Misschien een andere keer.”
Mijn hart zakt in mijn schoenen. Ik voel me afgewezen, alsof ik niet meer belangrijk ben in haar leven.
Op kantoor probeer ik me te concentreren op manuscripten, maar mijn gedachten dwalen steeds af naar Marieke. Mijn collega’s praten over hun kinderen, hun gezinnen – ik voel me een buitenstaander in een wereld waar iedereen lijkt te weten waar hij thuishoort.
Op een vrijdagavond ga ik alleen naar de film, iets wat we vroeger altijd samen deden. In het donker van de bioscoop voel ik tranen over mijn wangen rollen. Niet om de film, maar om het besef dat sommige dingen nooit meer hetzelfde zullen zijn.
Een paar weken later krijg ik onverwacht een telefoontje van Mariekes man, Jeroen.
‘Anne? Zou je misschien kunnen komen? Marieke heeft het moeilijk…’
Mijn hart slaat over. Binnen een half uur sta ik weer voor hun deur. Marieke zit op de bank, haar gezicht bleek en haar ogen rood van het huilen.
‘Het spijt me,’ snikt ze zodra ze me ziet. ‘Ik dacht dat ik alles alleen moest doen… Maar ik mis je zo.’
Ik ga naast haar zitten en pak haar hand vast. ‘Je hoeft het niet alleen te doen, Mariek. Ik ben er nog steeds.’
Ze leunt tegen me aan en huilt zachtjes. ‘Het is allemaal zo zwaar… Iedereen verwacht dat je gelukkig bent als je moeder wordt, maar soms voel ik me alleen en bang dat ik faal.’
Ik slik mijn eigen tranen weg. ‘Je bent niet alleen. Echt niet.’
We praten urenlang – over slapeloze nachten, over angsten die je niet durft uit te spreken, over vriendschap die verandert maar niet hoeft te verdwijnen.
Langzaam vinden we een nieuw evenwicht. We zien elkaar minder vaak dan vroeger, maar als we samen zijn is het intenser dan ooit. Soms wandel ik met haar dochtertje door het park zodat Marieke even kan slapen; soms drinken we samen thee terwijl de kleine slaapt.
Toch blijft er iets knagen: de wetenschap dat sommige dingen voorgoed voorbij zijn.
Op een avond zit ik thuis met een glas wijn en denk na over alles wat veranderd is.
Was dit onvermijdelijk? Moeten vriendschappen altijd lijden onder grote veranderingen? Of is er altijd een onzichtbare draad die ons verbindt – zelfs als die soms bijna breekt?
Wat denken jullie: kun je echte vriendschap behouden als het leven je uit elkaar drijft? Of moet je soms loslaten om ruimte te maken voor iets nieuws?