De Rekeningen van de Nacht: Een Levensverhaal uit Rotterdam
‘Waar was je?’ Mijn stem trilde, maar ik probeerde het te verbergen. Het was al ver na middernacht toen Daan thuiskwam. Hij had zijn schoenen nog aan, gooide zijn natgeregende jas over de stoel en verdween direct in de badkamer. De deur viel dicht met een klap die door het huis galmde. Ik hoorde het water stromen, steeds harder, alsof hij zichzelf wilde schoonspoelen van alles wat buiten deze muren was gebeurd.
Ik bleef staan in de donkere gang, mijn hand om het bonnetje geklemd dat ik net uit zijn jaszak had gevist. ‘Restaurant De Zwaan – Diner voor twee – 142 euro.’ Mijn hart bonsde in mijn keel. Ik probeerde mezelf tot rust te manen. Misschien was het werk. Misschien was het een klant. Maar waarom dan zo laat? Waarom die haast om onder de douche te springen?
De minuten tikten voorbij. Ik hoorde hoe Daan zich afdroogde, zijn tanden poetste, alles met overdreven zorgvuldigheid. Toen hij eindelijk de badkamer uitkwam, keek hij me niet aan. ‘Ik ben moe,’ zei hij alleen maar, en liep langs me heen naar de slaapkamer.
‘Daan…’ begon ik, maar hij sloot de deur achter zich. Ik bleef achter in de gang, met het bonnetje in mijn hand en een knoop in mijn maag.
Die nacht lag ik wakker, luisterend naar zijn ademhaling naast me. Vroeger telde ik zijn ademhalingen om rustig te worden, nu telde ik ze om mezelf af te leiden van de pijn in mijn borst. Mijn gedachten draaiden rondjes: Wie was zij? Was het iemand van zijn werk? Of… was het iemand die ik kende?
De volgende ochtend zat ik aan de keukentafel met mijn koffie, terwijl Daan zwijgend zijn boterhammen smeerde. Onze dochter Lotte kwam slaperig binnen. ‘Mama, waarom huil je?’ vroeg ze zachtjes. Ik schrok op en veegde snel mijn wangen droog.
‘Niks lieverd, gewoon een beetje moe,’ loog ik. Maar Lotte keek me aan met haar grote blauwe ogen – Daans ogen – en ik voelde me schuldig dat ik haar in deze leugen betrok.
Toen Daan naar zijn werk vertrok, bleef ik alleen achter met mijn gedachten. Ik pakte mijn telefoon en scrolde door zijn berichten. Niets verdachts. Geen onbekende nummers, geen zoete woorden. Maar het bonnetje brandde nog steeds in mijn zak.
Ik besloot mijn moeder te bellen. ‘Mam, mag ik even langskomen?’
Ze hoorde meteen aan mijn stem dat er iets mis was. ‘Natuurlijk, kom maar.’
In haar kleine appartement in Kralingen schonk ze thee in en keek me onderzoekend aan. ‘Wat is er gebeurd?’
Ik liet het bonnetje zien. Ze zuchtte diep. ‘Kind, mannen zijn soms gewoon dom. Maar je moet hem ermee confronteren.’
‘En als hij liegt?’ vroeg ik zachtjes.
Ze pakte mijn hand vast. ‘Dan weet je genoeg.’
Die avond wachtte ik tot Lotte sliep en Daan op de bank zat te zappen tussen voetbal en het journaal.
‘Daan, kunnen we praten?’
Hij keek niet op van de tv. ‘Nu niet, Sanne. Ik ben moe.’
‘Ik wil weten waar je gisteravond was.’ Mijn stem klonk steviger dan ik me voelde.
Hij zuchtte en zette de tv uit. ‘Werkdiner. Met een klant.’
‘En wie was die klant?’
Hij keek me eindelijk aan, zijn blik moe en gesloten. ‘Gewoon iemand van kantoor.’
Ik legde het bonnetje op tafel. ‘Diner voor twee? In De Zwaan? Dat is geen plek voor een zakenlunch.’
Hij zweeg even te lang.
‘Daan… alsjeblieft…’ Mijn stem brak.
Hij sloeg zijn ogen neer. ‘Het was niet wat je denkt.’
‘Wat moet ik dan denken?’ riep ik uit.
Lotte kwam de kamer binnen, haar knuffel tegen zich aangedrukt. ‘Mama? Papa? Waarom maken jullie ruzie?’
Daan stond op en liep naar haar toe, tilde haar op en fluisterde iets wat ik niet kon verstaan. Toen hij haar weer neerzette, keek hij me aan met een blik die ik niet kende.
‘We praten hier later over,’ zei hij zachtjes.
Die nacht sliep ik niet. Ik dacht aan vroeger, aan hoe we elkaar hadden ontmoet op de universiteit in Utrecht, hoe we samen naar Rotterdam waren verhuisd voor zijn baan bij het architectenbureau. Hoe we samen Lotte kregen na jaren van proberen en teleurstellingen.
Ik dacht aan hoe gelukkig we ooit waren geweest – of dacht ik dat alleen maar? Was dit altijd al onder de oppervlakte aanwezig geweest?
De dagen daarna leefden we langs elkaar heen. Daan kwam later thuis dan normaal, at snel iets en verdween naar boven om te werken – of dat zei hij tenminste.
Op een avond besloot ik hem te volgen toen hij zei dat hij nog even naar kantoor moest om een deadline te halen. Ik wachtte tot hij vertrok, trok mijn jas aan en stapte op mijn fiets – typisch Rotterdams – door de regen naar zijn kantoor aan de Maasboulevard.
Zijn auto stond er niet.
Ik fietste verder door de stad, zonder doel, tot ik bij De Zwaan aankwam. Het restaurant was bijna leeg; alleen een paar stellen zaten nog na te tafelen bij kaarslicht.
Ik voelde me belachelijk – wat deed ik hier? Maar toen zag ik Daan zitten aan een tafeltje bij het raam… tegenover een vrouw met lang donker haar.
Mijn hart bonsde in mijn keel terwijl ik buiten bleef staan, verstopt achter een lantaarnpaal als een personage uit een slechte film.
Ze lachten samen. Ze raakte zijn hand even aan toen ze iets vertelde.
Ik draaide me om en fietste terug naar huis, de tranen brandend op mijn wangen in de koude wind.
Thuis wachtte Lotte op me met grote ogen. ‘Mama, waar was je?’
‘Even frisse lucht gehaald,’ zei ik schor.
Die nacht besloot ik dat het zo niet langer kon.
De volgende ochtend confronteerde ik Daan opnieuw. Dit keer zonder woede, alleen met verdriet.
‘Ik heb je gezien bij De Zwaan,’ zei ik zachtjes.
Hij zweeg lang voordat hij antwoordde.
‘Het spijt me, Sanne,’ zei hij uiteindelijk. ‘Het is… ingewikkeld.’
‘Wie is ze?’
‘Een collega,’ zei hij schamper. ‘Maar meer dan dat… Ik weet het niet meer.’
We praatten urenlang die dag – over ons huwelijk, over wat er mis was gegaan, over hoe we elkaar kwijt waren geraakt tussen werkstress en ouderlijke verantwoordelijkheden.
Daan huilde voor het eerst sinds jaren. Ik ook.
We besloten samen in relatietherapie te gaan – niet voor hem of voor mij, maar voor Lotte. Voor ons gezin.
Het is nu maanden later en niets is meer hetzelfde – maar misschien hoeft dat ook niet. We leren opnieuw praten, opnieuw vertrouwen, opnieuw liefhebben.
Soms vraag ik me af: Had ik het kunnen voorkomen? Of is dit gewoon hoe het leven gaat – vol misstappen, spijt en nieuwe kansen?
Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond? Is vertrouwen ooit echt terug te winnen?