De schaduw van een ander: Mijn leven tussen liefde en verraad
‘Waarom ruik je naar parfum, Jeroen?’ Mijn stem trilt terwijl ik het vraag. Het is niet het soort parfum dat ik draag, niet het soort geur dat in ons huis hoort te hangen. Jeroen kijkt me even aan, zijn ogen flitsen weg. ‘Je verbeeldt je dingen, Anneke. Ik heb gewoon met collega’s geborreld na het werk.’
Maar ik weet wat ik ruik. En ik weet wat ik voel. Sinds een paar weken komt Jeroen steeds later thuis. Eerst dacht ik nog dat het de drukte op zijn werk was – de reorganisatie bij het gemeentehuis, de stress van ontslagen collega’s. Maar nu fluisteren de buren dingen die ik niet wil horen. ‘Ik zag hem met een vrouw in de auto,’ zei Marijke van nummer 14 gisteren, haar stem zacht maar haar blik doordringend. ‘Ze lachten samen. Het leek… intiem.’
Mijn handen trillen als ik de afwas doe. De borden kletteren bijna tegen elkaar. Onze dochter, Lotte, zit aan tafel met haar huiswerk. Ze kijkt op, haar ogen groot en bezorgd. ‘Gaat het, mam?’
‘Alles is goed, lieverd,’ lieg ik. Maar alles is niet goed. Mijn hoofd maalt. Wat als het waar is? Wat als Jeroen inderdaad een ander heeft? We zijn twintig jaar samen, hebben samen dit huis gekocht in Amersfoort, samen Lotte opgevoed. Kan hij dat zomaar weggooien?
Die nacht lig ik wakker naast hem. Zijn ademhaling is diep en regelmatig, alsof hij nergens last van heeft. Ik staar naar het plafond, voel de leegte tussen ons groeien. Mijn gedachten razen: Moet ik hem confronteren? Moet ik bewijs zoeken? Of moet ik gewoon vertrouwen?
De volgende ochtend is Jeroen vroeg weg. Geen kus, geen blik. Ik voel me onzichtbaar in mijn eigen huis. Op mijn werk bij de bibliotheek kan ik me niet concentreren. Mijn collega Sanne merkt het meteen. ‘Je bent zo stil vandaag, Anneke.’
Ik twijfel even, maar dan breek ik. ‘Ik denk dat Jeroen vreemdgaat.’
Sanne slaat een arm om me heen. ‘Weet je het zeker?’
‘Nee… maar alles voelt anders. Hij liegt tegen me, Sanne.’
‘Je moet hem ermee confronteren,’ zegt ze beslist.
Maar als Jeroen die avond thuiskomt, durf ik niets te zeggen. In plaats daarvan kook ik zijn lievelingseten – stamppot andijvie – en probeer ik te doen alsof alles normaal is. Maar het voelt als toneelspelen.
De dagen erna worden de geruchten luider. Marijke zegt dat ze Jeroen weer heeft gezien met die vrouw – een blonde, jonge vrouw in een rode jas. Mijn hart bonkt in mijn keel als ik het hoor.
Op zaterdagavond besluit ik hem te volgen. Mijn handen trillen als ik mijn jas aantrek en naar buiten sluip, net nadat hij heeft gezegd dat hij ‘even naar de supermarkt’ gaat. Ik zie hoe hij in zijn auto stapt en wegrijdt. Ik volg hem op afstand, mijn hartslag razendsnel.
Hij parkeert bij een flat aan de rand van de stad. Ik zie hoe hij uitstapt en naar de ingang loopt – en daar staat ze al te wachten: de vrouw in de rode jas. Ze omhelzen elkaar kort voordat ze samen naar binnen gaan.
Ik voel mijn benen trillen, mijn maag draait om. Dit is het bewijs dat ik niet wilde hebben.
Die nacht wacht ik tot hij thuiskomt. Het is bijna twee uur als hij eindelijk binnen sluipt.
‘Waar was je?’ Mijn stem klinkt ijzig.
Hij schrikt zichtbaar van mijn toon. ‘Bij een collega…’
‘Lieg niet tegen me, Jeroen! Ik heb je gezien met haar!’
Hij zakt neer op een stoel, zijn hoofd in zijn handen.
‘Het spijt me, Anneke…’
De woorden hangen zwaar in de kamer.
‘Hoe lang al?’ vraag ik zacht.
‘Een paar maanden,’ fluistert hij.
Ik voel hoe alles in mij breekt – twintig jaar huwelijk, vertrouwen, vriendschap – alles valt uit elkaar.
De dagen daarna leven we langs elkaar heen als vreemden in hetzelfde huis. Lotte merkt dat er iets mis is; ze trekt zich terug op haar kamer en praat nauwelijks nog met ons.
Mijn moeder belt: ‘Anneke, wat is er aan de hand? Je klinkt zo anders.’
Ik barst in tranen uit en vertel haar alles. Ze zwijgt even aan de andere kant van de lijn.
‘Je vader had ook ooit een ander,’ zegt ze dan zachtjes. ‘Ik heb hem vergeven… maar het was nooit meer hetzelfde.’
Die woorden blijven hangen in mijn hoofd.
Jeroen probeert het goed te maken. Hij koopt bloemen, kookt eten, wil praten.
‘Ik was mezelf kwijt,’ zegt hij op een avond terwijl we tegenover elkaar zitten aan tafel.
‘En nu?’ vraag ik kil.
‘Ik wil jou niet kwijt,’ zegt hij zacht.
Maar kan ik hem ooit nog vertrouwen? Kan ik mezelf dwingen om te vergeten wat er is gebeurd?
Op een avond zit Lotte bij me op bed.
‘Gaan jullie scheiden?’ vraagt ze met trillende stem.
Ik trek haar dicht tegen me aan en voel haar schouders schokken van het huilen.
‘Ik weet het niet, lieverd,’ fluister ik eerlijk.
De weken slepen zich voort. Soms denk ik dat we het kunnen redden – voor Lotte, voor onszelf – maar dan zie ik Jeroen kijken naar zijn telefoon en voel ik weer die steek van wantrouwen.
Op een dag vind ik een briefje in zijn jaszak: “Ik mis je – K.”
Het voelt alsof iemand me een klap in mijn gezicht geeft.
Die avond confronteer ik hem opnieuw.
‘Heb je nog contact met haar?’
Hij zwijgt even te lang.
‘Ja,’ zegt hij dan zachtjes.
Dat is het moment waarop ik besef dat dit niet meer goedkomt.
Ik pak mijn koffers terwijl Jeroen en Lotte toekijken. Tranen stromen over mijn wangen terwijl ik afscheid neem van het leven dat ik dacht te hebben.
Bij mijn moeder thuis staar ik uit het raam naar de regen die tegen het glas tikt.
Was dit onvermijdelijk? Had ik iets kunnen doen om dit te voorkomen? Of is liefde soms gewoon niet genoeg?
Misschien zijn er anderen die dit herkennen… Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?