De stilte van mijn moeder: Het verhaal van Iris en Marleen
‘Waarom kun je niet gewoon normaal doen, Iris?’ De stem van mijn moeder galmt nog na in de keuken, terwijl ik met trillende handen de vaatwasser uitruim. Mijn dochtertje Noor zit aan tafel, haar kleine vingers friemelen aan haar broodkorst. Ik voel haar ogen op mijn rug branden, alsof ze alles begrijpt, ook al is ze pas zes.
‘Mam, ik doe toch mijn best?’ Mijn stem klinkt schor, bijna smekend. Marleen kijkt me aan met die blik die ik al sinds mijn jeugd ken: streng, teleurgesteld, maar vooral ondoorgrondelijk. ‘Je best? Je weet niet eens wat dat betekent. Vroeger…’
‘Vroeger was alles beter, ja,’ onderbreek ik haar zachtjes. Ik weet dat ik het niet moet doen, maar de woorden glippen eruit voordat ik ze kan tegenhouden. Ze zucht diep en draait zich om, haar rug recht als een liniaal. ‘Je vader zou zich omdraaien in zijn graf als hij dit zag.’
Het is altijd hetzelfde liedje. Sinds papa er niet meer is, lijkt het alsof haar verwachtingen alleen maar zwaarder op mijn schouders drukken. Alsof ik niet alleen haar dochter ben, maar ook de drager van alles wat zij verloren is.
Noor schuift voorzichtig haar bord naar voren. ‘Mama, mag ik naar buiten?’ Haar stem breekt de spanning als een dun takje onder een zware voet. Ik knik en glimlach geforceerd. ‘Natuurlijk lieverd.’
Als Noor de deur uit is, laat ik mezelf tegen het aanrecht zakken. Mijn gedachten razen. Hoe ben ik hier beland? Een vrouw van 34, gescheiden, moeder van één, wonend in een rijtjeshuis in Amersfoort met een moeder die weigert los te laten.
‘Je moet harder zijn voor Noor,’ zegt Marleen plotseling. ‘Ze moet leren dat het leven niet makkelijk is.’
‘Ze is zes, mam,’ fluister ik. ‘Ze mag nog even kind zijn.’
‘Dat zei je vroeger ook altijd. En kijk waar het jou gebracht heeft.’ Haar woorden snijden dieper dan ze zou willen toegeven. Of misschien juist wel.
Ik denk terug aan mijn jeugd. Aan de ochtenden waarop ik met buikpijn naar school ging omdat ik wist dat een slecht cijfer niet alleen straf betekende, maar ook dagenlange stilte. Aan de verjaardagen waarop Marleen altijd net te druk was om echt te lachen. Aan de keren dat ik huilend in bed lag omdat ik nooit wist of ze trots op me was.
Mijn ex-man, Jeroen, zei altijd dat ik moest leren loslaten. ‘Je bent niet verantwoordelijk voor haar geluk, Iris.’ Maar hoe doe je dat als je hele identiteit gebouwd is op het proberen te voldoen aan iemand anders’ verwachtingen?
De deurbel gaat. Ik schrik op uit mijn gedachten. Noor staat buiten met buurjongen Sem en zijn moeder Linda. ‘Mag Noor bij ons komen spelen?’ vraagt Linda vriendelijk.
‘Natuurlijk,’ zeg ik snel, blij met de afleiding.
Als de deur weer dichtvalt, draait Marleen zich naar me toe. ‘Je laat haar veel te veel gaan. Vroeger…’
‘Vroeger was jij nooit thuis,’ snauw ik nu harder dan bedoeld. Haar ogen worden groot van schrik – of is het woede? – en even lijkt het alsof ze iets wil zeggen wat ze al jaren inslikt.
‘Ik deed wat nodig was om ons gezin draaiende te houden,’ zegt ze uiteindelijk kil.
‘En wie hield mij draaiende?’ Mijn stem breekt nu echt.
Ze zwijgt. De stilte tussen ons is dikker dan ooit.
Die avond lig ik wakker in bed. Noor slaapt naast me; ze had een nachtmerrie en wilde niet alleen zijn. Ik strijk door haar haren en voel een golf van liefde én angst tegelijk. Ben ik wel een goede moeder? Of herhaal ik onbewust dezelfde fouten?
De volgende ochtend probeer ik het gesprek met Marleen opnieuw aan te gaan. ‘Mam, waarom ben je altijd zo streng voor mij?’
Ze kijkt me aan, haar ogen waterig maar haar mond strak. ‘Omdat niemand ooit streng voor mij was. Mijn moeder was zwak, mijn vader afwezig. Ik moest mezelf opvoeden.’
Voor het eerst hoor ik iets van haar eigen pijn doorschemeren.
‘Maar mam… Ik ben jouw kind, geen project.’
Ze draait zich weg en begint de krant te lezen alsof het gesprek nooit heeft plaatsgevonden.
Dagen gaan voorbij waarin we elkaar ontwijken in huis. Noor merkt de spanning; ze wordt stiller, trekt zich terug op haar kamer met haar knuffels en tekent boze wolken en huilende poppetjes.
Op een avond hoor ik haar zachtjes snikken in bed. Ik ga naast haar zitten en sla mijn armen om haar heen.
‘Mama is verdrietig,’ fluistert ze.
‘Ja lieverd, soms wel.’
‘Oma ook?’
Ik knik. ‘Oma ook.’
Noor kijkt me aan met grote ogen. ‘Waarom zijn grote mensen zo vaak verdrietig?’
Ik weet het antwoord niet.
De volgende dag besluit ik dat er iets moet veranderen. Ik bel Jeroen op en vraag of hij Noor een weekend kan nemen zodat ik tijd heb om na te denken.
Als Noor weg is, zit ik urenlang aan de keukentafel tegenover Marleen zonder iets te zeggen. Uiteindelijk verbreek ik de stilte.
‘Mam, ik kan zo niet verder leven. Ik voel me leeg.’
Ze kijkt op van haar koffie en voor het eerst zie ik tranen over haar wangen rollen.
‘Ik weet niet hoe het anders moet,’ fluistert ze.
We praten die avond tot diep in de nacht. Over vroeger, over gemiste kansen, over verwachtingen die nooit uitgesproken werden maar altijd voelden als wetten.
Het is geen magische oplossing; de volgende dag zijn we nog steeds dezelfde mensen met dezelfde littekens. Maar er is iets veranderd: er is ruimte gekomen voor kwetsbaarheid.
Wanneer Noor zondagavond thuiskomt, omhels ik haar langer dan normaal.
‘Mama houdt van jou zoals je bent,’ fluister ik in haar oor.
Die nacht lig ik wakker en vraag me af: Hoeveel generaties moeten hun pijn doorgeven voordat iemand besluit het patroon te doorbreken? Ben ik sterk genoeg om diegene te zijn?