Dertig Jaar Liefde, Eén Nacht Vol Geheimen: Het Verhaal van Ela
‘Hoe lang weet je het al?’ Mijn stem trilt, maar ik probeer mijn blik op het patroon van de keukentegels te houden. De stilte die volgt is ondraaglijk. Buiten tikt de regen tegen het raam, alsof zelfs de hemel weet dat mijn wereld uit elkaar valt.
‘Ela…’ zegt Kees, zijn stem zacht, bijna smekend. ‘Het was niet gepland. Het… het gebeurde gewoon.’
Ik kijk op. Zijn ogen zijn rood, zijn handen trillen. Dertig jaar samen, drie kinderen grootgebracht in dit huis in Amersfoort, talloze vakanties aan de Zeeuwse kust, verjaardagen, ruzies en verzoeningen – alles lijkt ineens niets meer waard.
‘Met wie?’ fluister ik, al weet ik het antwoord. Mijn hart bonkt in mijn keel.
Hij slikt. ‘Met Marijke.’
Mijn jeugdvriendin. De vrouw met wie ik als kind hutten bouwde in het bos achter onze straat, met wie ik stiekem sigaretten rookte op het schoolplein. De vrouw die altijd zei dat ze jaloers was op mijn leven, mijn gezin, mijn geluk.
‘Ga weg,’ zeg ik. Mijn stem klinkt vreemd kalm. Kees pakt zijn jas en loopt zonder nog iets te zeggen de deur uit. Ik hoor zijn auto starten en weg rijden. Dan is het stil. Zo stil dat ik mijn eigen ademhaling hoor.
Die nacht slaap ik niet. Ik staar naar het plafond en probeer te begrijpen waar het misging. Was het die avond op het buurtfeest, toen Kees en Marijke samen stonden te lachen bij de barbecue? Of was het veel eerder? Heb ik signalen gemist? Of wilde ik ze niet zien?
De volgende ochtend bel ik mijn dochter, Sanne. Ze neemt meteen op.
‘Mam? Alles goed?’
Ik slik de brok in mijn keel weg. ‘Kees is weg. Hij… hij is bij Marijke.’
Een stilte aan de andere kant van de lijn. ‘Oh mam…’
‘Kom je langs?’ vraag ik zacht.
‘Natuurlijk. Ik ben er over een uur.’
Als Sanne binnenkomt, valt ze me huilend om de hals. We zitten uren aan de keukentafel, drinken thee en praten over vroeger. Over hoe Kees altijd zo zorgzaam was, hoe hij haar leerde fietsen in het park, hoe hij elke zondag pannenkoeken bakte.
‘Misschien… misschien is dit beter zo,’ zegt Sanne uiteindelijk voorzichtig. ‘Je verdient iemand die echt voor jou kiest.’
Maar ik wil helemaal niemand anders. Ik wil mijn oude leven terug.
De dagen daarna voel ik me als een schim in mijn eigen huis. Overal herinneringen: de foto’s aan de muur, de ingelijste kindertekeningen, het dekentje op de bank waar Kees altijd onder lag te slapen na het eten.
Op een avond vind ik een oude doos op zolder, vol brieven en foto’s uit mijn jeugd. Tussen de stapel zit een brief van Marijke, geschreven vlak na ons eindexamen. Haar handschrift is slordig, haar woorden vol emotie:
‘Lieve Ela,
Soms denk ik dat jij alles hebt wat ik nooit zal krijgen. Je bent mooi, slim, iedereen houdt van je. Soms wou ik dat ik jou was…’
Ik voel een steek van medelijden én woede tegelijk. Waarom heeft ze mij dit aangedaan?
De volgende dag besluit ik Marijke op te zoeken. Ze woont nog steeds in dat kleine huisje aan de rand van het bos. Als ze open doet, kijkt ze me aan met betraande ogen.
‘Ela…’
‘Waarom?’ vraag ik zonder omwegen.
Ze zucht diep en laat me binnen. We zitten zwijgend tegenover elkaar aan haar keukentafel.
‘Ik weet niet hoe het zo ver heeft kunnen komen,’ zegt ze uiteindelijk. ‘Het begon met een paar gesprekken… we voelden ons allebei zo alleen.’
‘En dacht je dan geen moment aan mij?’ Mijn stem breekt.
Ze kijkt weg. ‘Elke dag.’
Ik sta op en loop naar het raam. Buiten spelen kinderen in de regen, hun gelach klinkt als een echo uit een ander leven.
‘Weet je nog,’ zegt Marijke zacht, ‘hoe we vroeger altijd droomden over later? Jij wilde een groot gezin, een huis vol liefde… Ik wilde gewoon iemand die van me hield.’
Ik draai me om. ‘En nu heb je hem.’
Ze schudt haar hoofd. ‘Het voelt niet als winnen, Ela.’
Als ik thuiskom, vind ik een briefje van Kees op de mat:
‘Ela,
Het spijt me zo verschrikkelijk. Ik weet niet of je me ooit kunt vergeven, maar ik hoop dat je ooit weer gelukkig wordt.
Kees’
Ik scheur het briefje doormidden en gooi het in de prullenbak.
De weken gaan voorbij. Ik probeer mijn leven weer op te pakken: ga wandelen met buurvrouw Anja, begin met schilderen in het buurthuis, meld me aan voor yoga in het park. Maar ’s avonds is het huis leeg en koud.
Op een dag belt mijn zoon Bram vanuit Groningen.
‘Mam, kom een weekendje langs? Even eruit?’
Ik aarzel, maar stem toe. In de trein kijk ik naar het landschap dat voorbij glijdt: groene weilanden, koeien in de regen, kleine dorpjes waar iedereen elkaar kent.
Bij Bram thuis is het warm en rommelig; zijn vriendin Lisa maakt lasagne en we drinken wijn tot laat in de avond.
‘Mam,’ zegt Bram terwijl hij afwast, ‘je hoeft niet sterk te zijn voor ons hoor. Je mag ook gewoon verdrietig zijn.’
Ik knik en laat eindelijk de tranen komen die ik al weken binnenhoud.
Als ik terugkom in Amersfoort ligt er een brief op de mat – geen handschrift dat ik herken. Nieuwsgierig maak ik hem open.
‘Beste mevrouw Van Dijk,
U kent mij niet, maar ik ben uw halfzus.’
Mijn hart slaat over.
Ze schrijft dat ze via een DNA-test heeft ontdekt dat we dezelfde vader hebben – mijn vader, die altijd zo streng was, zo afstandelijk na de dood van mijn moeder toen ik tien was.
Ik bel haar nummer met trillende handen.
‘Hallo?’ klinkt een zachte stem.
‘Met Ela…’
We spreken af in een café in Utrecht. Ze heet Ingrid en lijkt sprekend op mij: dezelfde blauwe ogen, dezelfde lach met scheve voortand.
We praten urenlang over onze jeugd, over onze vaders geheimen – over hoe hij na de dood van mijn moeder een andere vrouw had ontmoet en nooit iets heeft verteld.
‘Misschien,’ zegt Ingrid voorzichtig, ‘hebben we allebei meer familie dan we dachten.’
Op weg naar huis voel ik me vreemd opgelucht – alsof er eindelijk ruimte komt voor iets nieuws in mijn leven.
Die avond bel ik Sanne en Bram en vertel hen over Ingrid. Ze reageren verbaasd maar nieuwsgierig; Sanne wil haar meteen ontmoeten.
Langzaam begin ik te beseffen dat verlies ook ruimte kan maken voor onverwachte verbindingen – dat liefde soms uit onverwachte hoeken komt.
Op een avond zit ik alleen aan tafel met een glas wijn en denk terug aan alles wat er gebeurd is: het verraad van Kees en Marijke, de pijn van afscheid nemen, maar ook de nieuwe familie die ik heb gevonden en de kracht die ik in mezelf heb ontdekt.
Was dit allemaal nodig om mezelf terug te vinden? Of had ik al die tijd gewoon niet goed gekeken?
Misschien is geluk niet wat je verwacht – misschien is het wat je overhoudt als alles wegvalt.