Door het lezen van mijn dochters dagboek veranderde alles
‘Mam, waarom moet je altijd overal iets van vinden?’ De stem van mijn dochter, Sophie, trilt als ze het zegt. Ik sta in haar gang, mijn jas nog aan, de geur van haar huis – een mengeling van koffie, wasmiddel en iets ongrijpbaars – hangt om me heen. Mijn handen klemmen zich om de hengsels van de tas met kleding voor mijn kleinzoon, Daan. Ik voel hoe mijn wangen gloeien, niet alleen van schaamte, maar ook van verdriet.
‘Ik… ik wilde alleen maar helpen,’ stamel ik. Maar Sophie draait zich al om, haar schouders gespannen. ‘Je helpt niet, mam. Je maakt alles ingewikkelder.’
De deur naar de woonkamer valt dicht. Ik blijf achter in de gang, met een brok in mijn keel. Hoe zijn we hier beland? Nog geen uur geleden zat ik op haar bank, Daan op schoot, terwijl Sophie in de keuken stond te bellen. Mijn blik viel op een notitieboekje tussen de kussens. Zonder erbij na te denken – uit gewoonte misschien, of nieuwsgierigheid – pakte ik het op en sloeg het open.
De eerste zinnen waren onschuldig. ‘Vandaag weer ruzie met mam gehad.’ Maar naarmate ik verder las, werd het donkerder. Woorden als ‘verstikkend’, ‘nooit goed genoeg’, ‘altijd kritiek’. Mijn adem stokte. Was dit hoe ze mij zag? De moeder die haar kind wilde beschermen, werd in haar ogen een last.
Toen Sophie terugkwam en het dagboek in mijn handen zag, verstijfde ze. ‘Wat doe je?’ Haar stem was ijzig. Ik probeerde iets te zeggen, maar er kwam niets uit. Ze rukte het boekje uit mijn handen en liep weg.
Nu sta ik hier, in de gang, terwijl de stilte tussen ons zwaarder weegt dan ooit.
Later die avond zit ik thuis aan de keukentafel. De stilte in mijn eigen huis is anders – kouder, leger. Ik staar naar de foto’s aan de muur: Sophie als klein meisje, lachend op het strand in Zandvoort; Daan met zijn eerste Sinterklaas; wij drieën samen aan tafel tijdens kerst. Wanneer is het misgegaan? Heb ik haar echt zo verstikt?
Mijn telefoon trilt. Een appje van mijn zus, Marjan: ‘Hoe was het bij Sophie?’ Ik twijfel even, maar typ dan: ‘Niet goed. Ik heb iets gedaan wat ik niet had moeten doen.’
Ze belt meteen. ‘Wat is er gebeurd?’
Ik vertel haar alles. Over het dagboek, over wat ik las, over hoe Sophie reageerde.
‘Je had het niet mogen lezen,’ zegt Marjan zacht. ‘Maar ik snap ook dat je het moeilijk hebt. Je bedoelt het goed.’
‘Maar blijkbaar doe ik alles fout,’ fluister ik.
‘Misschien moet je haar even tijd geven,’ zegt Marjan. ‘En daarna met haar praten. Eerlijk zijn.’
De dagen daarna voel ik me verloren. Ik probeer Sophie te bellen, maar ze neemt niet op. Daan stuurt een spraakbericht: ‘Oma, mag ik zaterdag komen logeren?’ Mijn hart maakt een sprongetje – misschien is er nog hoop.
Zaterdag komt Daan met zijn rugzakje binnenrennen. Hij praat honderduit over school, voetbal en zijn nieuwe vriendje Bram. Maar als ik voorzichtig vraag hoe het met zijn moeder gaat, wordt hij stil.
‘Mama is verdrietig,’ zegt hij uiteindelijk. ‘Ze huilt soms als ze denkt dat ik het niet zie.’
Die avond lig ik wakker in bed. De woorden uit het dagboek spoken door mijn hoofd: ‘Ze luistert nooit echt naar mij.’ Heb ik ooit echt geluisterd? Of was ik altijd bezig met advies geven, oplossingen aandragen?
Op zondag breng ik Daan terug naar huis. Sophie doet open, haar ogen rood van het huilen.
‘Kunnen we praten?’ vraag ik zacht.
Ze knikt aarzelend en laat me binnen.
We zitten zwijgend aan de keukentafel. Buiten regent het zachtjes tegen het raam.
‘Het spijt me,’ begin ik. ‘Ik had je dagboek niet mogen lezen.’
Sophie kijkt me aan, haar blik hard maar ook breekbaar.
‘Waarom doe je altijd alsof jij alles beter weet?’ vraagt ze.
Ik slik. ‘Omdat ik bang ben dat je dezelfde fouten maakt als ik vroeger.’
Ze lacht schamper. ‘Misschien moet je me gewoon laten leven.’
We praten urenlang – over vroeger, over nu, over alles wat tussen ons in staat. Soms schreeuwen we, soms huilen we samen.
Aan het einde van de middag sta ik op het punt om te gaan. Sophie omhelst me kort.
‘We proberen het opnieuw,’ zegt ze zacht.
Als ik buiten sta en de frisse lucht inadem, voel ik me lichter – maar ook kwetsbaarder dan ooit.
Thuis kijk ik naar mezelf in de spiegel en vraag me af: hoeveel weten we eigenlijk echt van onze kinderen? En hoeveel durven we te zien?
Misschien zijn sommige geheimen inderdaad beter ongelezen gebleven… Maar wat als juist die geheimen ons dichter bij elkaar kunnen brengen? Wat denken jullie?