Drie Bruiloften, Eén Dag: Mijn Familie, Mijn Strijd
‘Waarom moet alles altijd om jou draaien, Marieke?’ De stem van mijn broer Bas trilt van woede, zijn gezicht rood aangelopen. Mijn moeder kijkt hem geschrokken aan, haar handen trillend boven het tafelkleed. Het is drie weken voor onze gezamenlijke bruiloft, en de spanning in het huis van mijn ouders in Amersfoort is te snijden.
Ik slik. ‘Dit was niet mijn idee, Bas. Mam wilde het zo. Eén groot feest, samen met z’n drieën. Omdat het goedkoper is, omdat het…’
‘Omdat het mooier is,’ onderbreekt mijn zusje Lotte zachtjes. Ze staart naar haar handen, haar verlovingsring glinsterend in het schemerlicht. ‘Omdat we dan één familie zijn. Samen.’
Bas schudt zijn hoofd. ‘Jij snapt het niet, Lotte. Jij bent altijd het lievelingetje geweest. Alles draait om Marieke en jou. Ik ben altijd de derde wiel aan de wagen.’
Mijn moeder probeert te sussen, maar ik voel de oude pijn weer opborrelen. Bas heeft altijd gevoeld dat hij buiten de boot viel. En nu, op het moment dat we samen iets moois zouden moeten vieren, dreigt alles uit elkaar te vallen.
De weken vliegen voorbij in een waas van passen, proeven en plannen. Mijn vader loopt met een lijstje door het huis, zijn pen driftig krassend over papier. ‘We moeten de gastenlijst inkorten,’ moppert hij. ‘Acht honderd mensen! Waar moeten we die allemaal laten?’
‘In de sporthal,’ zegt mijn moeder beslist. ‘Het is maar één dag. Daarna hebben we herinneringen voor het leven.’
Maar herinneringen zijn niet altijd mooi.
Op de ochtend van de bruiloft sta ik voor de spiegel in mijn oude slaapkamer. Mijn jurk hangt als een wolk om me heen, maar ik voel me zwaar. Mijn hart bonkt in mijn keel als ik denk aan de dag die voor me ligt. Drie bruiloften in één – wie verzint zoiets?
Lotte komt binnen, haar ogen rood van het huilen. ‘Ik weet niet of ik dit kan,’ fluistert ze. ‘Ik wil niet dat Bas boos blijft. Ik wil niet dat jij je verdrietig voelt.’
Ik sla mijn armen om haar heen. ‘We doen dit samen, Lot. Zoals altijd.’
De ceremonie is een chaos van emoties. Bas’ bruid, Anouk, kijkt gespannen om zich heen terwijl haar moeder haar sluier recht trekt. Mijn eigen verloofde, Jeroen, knijpt zachtjes in mijn hand als we naar voren lopen. De dominee probeert orde te scheppen in de menigte, maar het geroezemoes zwelt aan tot een golf van geluid.
Tijdens het jawoord voel ik tranen prikken achter mijn ogen. Niet van geluk, maar van angst – angst dat deze dag alles kapotmaakt wat we nog hebben.
Na afloop is er taart en champagne, muziek en gelach. Maar onder de oppervlakte borrelt iets donkers. Ik zie hoe Bas zich afzondert met een biertje in zijn hand, zijn blik donker. Lotte probeert iedereen te pleasen, rent van tafel naar tafel met haar eeuwige glimlach.
‘Marieke!’ Mijn moeder trekt me aan mijn arm. ‘Kom je even mee? De fotograaf wil een foto van jullie drieën.’
We staan naast elkaar voor het witte doek: Bas links, Lotte rechts, ik in het midden. De fotograaf telt af.
‘Kun je niet eens doen alsof je blij bent?’ sist Bas tussen zijn tanden.
‘Hou op,’ fluister ik terug. ‘Niet nu.’
‘Altijd jij die alles verpest,’ zegt hij zachtjes.
De flits gaat af.
’s Avonds, als de lichten gedimd zijn en de muziek harder wordt, barst de bom. Bas staat midden op de dansvloer en roept: ‘Weet je wat? Ik ben er klaar mee! Altijd dat toneelspelen! Jullie doen alsof we één grote gelukkige familie zijn, maar niemand ziet mij staan!’
De zaal valt stil. Mijn moeder huilt zachtjes, mijn vader kijkt verslagen naar zijn schoenen.
Ik loop naar Bas toe. ‘Bas…’
Hij draait zich om, tranen in zijn ogen. ‘Waarom mocht ik nooit gewoon mezelf zijn? Waarom moest ik altijd vechten om gezien te worden?’
Ik weet geen antwoord.
Lotte komt naast me staan en pakt Bas’ hand vast. ‘We hebben je nodig, Bas. Zonder jou zijn we niet compleet.’
Langzaam ontspant hij zich en laat zich door ons omhelzen.
De rest van de avond is anders – rauwer, eerlijker. Mensen praten over vroeger, over gemiste kansen en oude ruzies. Er wordt gehuild en gelachen tegelijk.
Als ik ’s nachts naast Jeroen in bed lig, voel ik me leeg en vol tegelijk.
‘Denk je dat het ooit goedkomt?’ fluister ik.
Jeroen kust mijn voorhoofd. ‘Alleen als jullie eerlijk blijven tegen elkaar.’
En nu, maanden later, kijk ik terug op die dag met gemengde gevoelens. Het was geen sprookje – eerder een storm die alles blootlegde wat we jarenlang hadden weggestopt.
Soms vraag ik me af: Is familie iets wat je viert of iets waar je mee leert leven? Wat denken jullie – kun je echt opnieuw beginnen als alles op tafel ligt?