Dromen van een Eigen Huis: Een Hypotheek die Ons Brak
‘Waarom vertrouw je me niet gewoon, Marieke?’ Jeroen’s stem trilt, zijn handen gebald op het aanrecht. Buiten tikt de regen tegen het keukenraam, maar binnen is het kouder dan ooit.
‘Omdat je nooit iets wilt delen!’ snauw ik terug. Mijn stem klinkt schor, alsof ik al uren schreeuw. ‘Altijd dat geheimzinnige gedoe over geld. We zijn getrouwd, Jeroen! We zouden alles samen moeten doen.’
Hij draait zich om, zijn ogen donker. ‘Ik wil gewoon niet dat we vastzitten aan een bank. Mijn ouders zijn alles kwijtgeraakt door een stomme hypotheek. Dat gebeurt ons niet.’
Ik zucht diep. Al jaren droom ik van een huisje in Utrecht, met een tuin vol bloemen en een kat op de vensterbank. Maar elke keer als ik het onderwerp aansnijd, klapt Jeroen dicht. We huren nu al acht jaar hetzelfde kleine appartement boven de bakkerij van mijn oom in Lombok. De muren zijn dun, de huur stijgt elk jaar, en ik voel me gevangen in een leven dat niet vooruitgaat.
Mijn moeder zegt altijd: ‘Marieke, je moet niet blijven hangen in dromen. Je moet ze waarmaken.’ Maar hoe dan? Met een man die weigert te praten over geld?
Toch probeer ik het opnieuw. ‘Jeroen, ik wil gewoon weten waar we aan toe zijn. We kunnen niet eeuwig blijven huren. Straks krijgen we kinderen…’
Hij onderbreekt me. ‘Ik wil geen kinderen in de schulden laten opgroeien.’
‘Maar we hebben niet eens schulden!’ roep ik uit.
Hij kijkt weg. Even denk ik dat hij iets wil zeggen, maar hij slikt zijn woorden in en loopt de kamer uit.
Die nacht lig ik wakker. Ik hoor Jeroen beneden rommelen met papieren. Mijn hart bonkt in mijn keel. Wat verbergt hij voor me?
De volgende ochtend is hij vroeg weg. Op tafel ligt een brief van de Rabobank, half onder een stapel reclamefolders geschoven. Mijn handen trillen als ik hem openmaak.
‘Geachte heer Van Dijk, uw aanvraag voor de hypotheek is goedgekeurd…’
Mijn adem stokt. Hypotheek? Jeroen heeft altijd gezegd dat hij nooit een lening zou nemen. Waarom dan deze brief?
Ik voel woede en angst door elkaar razen. Ik bel mijn zus Anouk.
‘Hij heeft gelogen,’ snik ik in de telefoon. ‘Al die tijd…’
Anouk zwijgt even. ‘Misschien wilde hij je verrassen?’
‘Of hij vertrouwt me gewoon niet,’ fluister ik.
Als Jeroen thuiskomt, zit ik met de brief op hem te wachten.
‘Wat is dit?’ Mijn stem is ijzig.
Hij schrikt zichtbaar, zijn gezicht wordt lijkbleek. ‘Marieke… Ik wilde het je vertellen…’
‘Wanneer? Als we al getekend hadden? Als het te laat was om nog terug te krabbelen?’
Hij zakt neer op de bank en verbergt zijn gezicht in zijn handen.
‘Ik dacht… Ik dacht dat als ik alles zelf regelde, jij je geen zorgen hoefde te maken,’ stamelt hij.
‘Geen zorgen? Je hebt alles achter mijn rug om gedaan! Hoe kan ik je ooit nog vertrouwen?’
De dagen daarna praten we nauwelijks. Ik slaap op de bank, Jeroen op bed. Mijn hoofd maalt: waarom heeft hij dit gedaan? Waarom kon hij me niet vertrouwen?
Op een avond komt mijn vader langs. Hij kijkt me onderzoekend aan terwijl hij zijn jas ophangt.
‘Wat is er aan de hand met jullie?’ vraagt hij zacht.
Ik vertel hem alles. Over de hypotheek, over Jeroens geheimzinnigheid, over mijn teleurstelling.
Mijn vader knikt begrijpend. ‘Soms doen mensen domme dingen uit liefde,’ zegt hij dan. ‘Misschien wilde Jeroen je gewoon gelukkig maken.’
‘Maar waarom zonder mij?’ vraag ik wanhopig.
Mijn vader legt zijn hand op mijn schouder. ‘Misschien is hij banger dan jij denkt.’
Die nacht zoek ik Jeroen op in bed. Hij ligt wakker, staart naar het plafond.
‘Waarom heb je het gedaan?’ fluister ik.
Hij draait zich naar me toe, zijn ogen rood van het huilen.
‘Omdat ik bang was dat jij weg zou gaan als we nooit verder kwamen,’ zegt hij zachtjes. ‘Iedereen om ons heen koopt huizen, krijgt kinderen… Ik wilde niet dat jij dacht dat ik niks voor elkaar kreeg.’
Mijn hart breekt opnieuw, maar nu uit medelijden.
‘Jeroen… Ik wil alleen jou. Maar wel eerlijk.’
We praten tot diep in de nacht. Over angsten, over dromen, over wat we willen voor de toekomst.
De volgende dag bellen we samen de bank. We zeggen de hypotheek af. Het huis waar Jeroen stiekem op had geboden gaat aan onze neus voorbij.
Het doet pijn – vooral als ik langs het huis fiets en zie hoe een ander stel hun intrek neemt – maar er is ook opluchting.
Langzaam bouwen we weer vertrouwen op. We praten meer dan ooit tevoren over geld en toekomstplannen. Soms botsen we nog steeds, maar nu weten we: geheimen maken alles kapot.
Soms vraag ik me af: hadden we ooit écht samen kunnen dromen als we zo bang waren om elkaar te verliezen? Of is liefde juist dat je samen durft te falen?
Wat denken jullie: kun je iemand vergeven die uit angst voor verlies liegt? Of is eerlijkheid altijd belangrijker dan goede bedoelingen?