Een Huis als Cadeau: Wanneer Familie een Last Wordt

‘Dus, wanneer geef je het appartement aan Marieke?’ De stem van mijn moeder klinkt scherp, bijna snijdend, terwijl ze haar koffie op tafel zet. Mijn handen trillen lichtjes. Ik kijk naar het patroon in het tafelkleed, zoekend naar een ontsnapping, maar de bloemen bieden geen uitweg.

‘Mam, ik heb al gezegd dat ik daar nog niet uit ben,’ antwoord ik zacht. Mijn stem klinkt zwakker dan ik wil. Marieke, mijn schoonzus, zit tegenover me en kijkt me aan met die blik die ik zo goed ken: een mengeling van verwachting en lichte minachting.

‘Het is toch logisch?’ zegt ze. ‘Jij hebt twee huizen, ik geen. En jij hebt geen kinderen, wij wel. Het zou voor ons zoveel betekenen.’

Ik voel hoe de muren dichterbij komen. Het appartement in Utrecht was ooit mijn toevluchtsoord, gekocht na mijn scheiding. Mijn plek om opnieuw te beginnen. Nu lijkt het alsof mijn familie vindt dat ik het moet opgeven, alsof mijn eigen geluk minder waard is dan hun wensen.

‘Je weet dat het voor ons onmogelijk is om iets te kopen met de huidige huizenprijzen,’ vervolgt Marieke. ‘En mama zegt dat jij altijd zo gul bent.’

Mijn moeder knikt instemmend. ‘Je vader zou gewild hebben dat je je familie helpt, Bas.’

Die zin. Altijd weer die zin. Alsof mijn vader, die tien jaar geleden overleed, nu als een schaduw over elke beslissing hangt. Alsof zijn liefde voor ons betekent dat ik mezelf moet wegcijferen.

‘Ik help jullie graag,’ zeg ik, ‘maar een huis cadeau doen… Dat is niet niks.’

Marieke zucht overdreven. ‘Je weet niet hoe zwaar het is met drie kinderen in een flatje in Kanaleneiland. Jij hebt alles voor elkaar.’

Alles voor elkaar? Ik wil lachen, maar het blijft steken in mijn keel. Mijn baan bij de gemeente is onzeker sinds de laatste bezuinigingen. Mijn relatie met Eva liep stuk omdat ik altijd bezig was met anderen tevreden stellen. En nu dit.

‘Misschien moeten we er nog eens rustig over praten,’ probeer ik.

‘Waarover?’ snauwt mijn moeder. ‘Je weet wat je moet doen. Familie gaat voor alles.’

Die avond lig ik wakker in mijn bed in het appartement waar alles om draait. De regen tikt tegen het raam. Ik denk aan vroeger, aan de zomers op de camping in Zeeland, toen alles nog simpel leek. Toen familie vooral gezelligheid betekende en niet deze verstikkende druk.

Mijn telefoon trilt. Een appje van Marieke: “We rekenen op je.”

Ik draai me om en staar naar het plafond. Wat als ik nee zeg? Wat als ik eindelijk eens voor mezelf kies?

De dagen erna ontwijk ik telefoontjes van mijn moeder en Marieke. Op kantoor ben ik afwezig; collega’s merken het op.

‘Gaat het wel?’ vraagt Jeroen, mijn teamleider.

Ik knik, maar hij gelooft me niet.

Op vrijdagavond belt mijn moeder opnieuw. Ik neem op.

‘Bas, je maakt ons kapot met je getwijfel,’ zegt ze zonder omwegen. ‘Marieke heeft het zwaar genoeg.’

‘Mam, luister nou eens naar mij,’ zeg ik, mijn stem trillend van ingehouden woede en verdriet. ‘Dit huis is belangrijk voor mij. Ik heb het gekocht na een moeilijke tijd. Het is niet zomaar een bezit.’

‘Dus je kiest voor stenen boven je familie?’

‘Nee! Maar…’

‘Maar wat?’

Ik slik. ‘Ik kan dit niet doen. Niet op deze manier.’

Het blijft even stil aan de andere kant van de lijn.

‘Dan weet ik genoeg,’ zegt ze uiteindelijk kil.

Het gesprek blijft door mijn hoofd malen. Ik voel me schuldig, egoïstisch zelfs, maar ook opgelucht. Voor het eerst heb ik een grens getrokken.

De weken daarna is het stil vanuit mijn familie. Geen uitnodigingen meer voor etentjes, geen appjes met foto’s van de kinderen van Marieke. Op kantoor gaat het langzaam beter; ik kan me weer concentreren.

Op een dag staat Marieke ineens voor mijn deur.

‘Mag ik binnenkomen?’ vraagt ze zacht.

Ik knik en laat haar binnen.

Ze kijkt om zich heen, haar ogen blijven hangen bij de foto van mij en papa op de kast.

‘Weet je,’ begint ze aarzelend, ‘ik was boos op je. Maar misschien was het ook niet eerlijk om zoveel van je te vragen.’

Ik voel tranen prikken achter mijn ogen.

‘Ik wil jullie helpen,’ zeg ik zacht. ‘Maar niet door mezelf weg te cijferen.’

Ze knikt langzaam.

‘Misschien kunnen we samen kijken naar andere oplossingen,’ stelt ze voor.

Voor het eerst in maanden voel ik hoop.

Later die avond bel ik mijn moeder. Ze neemt niet op, maar stuurt wel een berichtje: “Misschien begrijp ik het ooit.”

Ik kijk uit het raam naar de stad die langzaam donker wordt en vraag me af: waarom is het zo moeilijk om voor jezelf te kiezen als het om familie gaat? En hoeveel mag je eigenlijk van elkaar verwachten?