Een Koude Ontvangst in Groningen: Mijn Onvergetelijke Familiebezoek

‘Waarom komen jullie eigenlijk nu pas?’ Marieke’s stem klinkt scherp terwijl ze de voordeur opendoet. De wind uit het Groningse land snijdt langs mijn gezicht, maar haar blik is nog kouder dan de lucht. Mijn vrouw, Anouk, knijpt zachtjes in mijn hand. Ik voel direct dat dit geen warm welkom wordt.

‘We hadden het druk, Marieke,’ probeer ik met een glimlach. ‘En we dachten dat het leuk zou zijn om Nederland eens echt te ontdekken.’

Ze draait zich om zonder antwoord te geven en loopt naar binnen. De geur van versgebakken appeltaart hangt in de gang, maar de sfeer is allesbehalve huiselijk. Anouk en ik wisselen een blik uit; haar ogen vragen of we niet beter meteen kunnen omkeren.

We zetten onze koffers neer in de logeerkamer. Het beddengoed is strak opgemaakt, maar er ligt een stapel was op de stoel. ‘Sorry hoor,’ zegt Marieke als ze binnenkomt, ‘ik had niet verwacht dat jullie echt zouden komen.’

‘We hadden toch vorige week nog gebeld?’ zegt Anouk voorzichtig.

Marieke haalt haar schouders op. ‘Ach, jullie weten hoe druk het hier is met de kinderen en alles.’

De kinderen – mijn neefjes en nichtje – stormen binnen. ‘Oom Bas! Tante Anouk!’ roepen ze, maar Marieke snauwt: ‘Niet zo schreeuwen! Jullie weten dat oma slaapt.’

Het is alsof elk moment hier op scherp staat. Tijdens het avondeten schuift Marieke’s man, Erik, zwijgend aan. Hij knikt kort naar ons, maar zijn blik blijft op zijn bord gericht. De kinderen fluisteren onderling en prikken in hun aardappels.

‘Hoe gaat het op je werk, Bas?’ vraagt Erik plotseling.

Ik vertel over mijn baan bij de gemeente Utrecht, over de reorganisatie en de onzekerheid die dat met zich meebrengt. Marieke onderbreekt me: ‘Ja, iedereen heeft het moeilijk tegenwoordig. Maar wij redden ons wel, hè Erik?’

Erik bromt iets onverstaanbaars. Anouk probeert het gesprek luchtiger te maken door over onze reisplannen te praten, maar Marieke zucht diep. ‘Jullie hebben altijd tijd voor vakantie. Hier draait alles om overleven.’

Die nacht lig ik wakker. Ik hoor Marieke beneden praten – haar stem klinkt gespannen. Flarden van het gesprek dringen door: ‘Ze komen hier binnenvallen… denken dat alles vanzelf gaat…’

De volgende ochtend probeer ik te helpen met het ontbijt, maar Marieke duwt me opzij. ‘Laat maar, Bas. Je weet toch niet waar alles ligt.’

Anouk trekt me mee naar buiten voor een wandeling door het dorp. De lucht is helderblauw, de weilanden strekken zich eindeloos uit. ‘Wat is er toch met haar?’ vraagt Anouk zacht.

Ik weet het niet. Vroeger waren Marieke en ik onafscheidelijk. We fietsten samen naar school, deelden geheimen en dromen. Maar sinds papa’s dood is er iets veranderd. Alsof ze me verwijt dat ik ben weggegaan, dat ik haar heb achtergelaten met alle zorgen.

‘s Middags komt oma even naar beneden. Haar handen trillen als ze mijn wang streelt. ‘Jullie vader zou trots zijn geweest,’ fluistert ze. Marieke kijkt weg.

Tijdens de lunch barst de bom. Marieke smijt haar vork neer. ‘Weet je wat het is, Bas? Jij komt hier alleen als het jou uitkomt! Je hebt geen idee wat wij allemaal meemaken!’

Ik voel mijn gezicht gloeien. ‘Dat is niet eerlijk, Marieke! Ik probeer er juist voor jullie te zijn!’

‘O ja? Waar was je toen mama ziek werd? Toen Erik zijn baan verloor? Jij zat veilig in Utrecht!’

Anouk probeert te sussen: ‘Laten we rustig blijven…’

Maar Marieke staat al op. ‘Nee! Jullie begrijpen het niet! Jullie hebben alles voor elkaar, terwijl wij hier vechten om rond te komen!’

Erik kijkt ongemakkelijk weg. De kinderen zitten verstijfd aan tafel.

Ik wil iets zeggen, maar de woorden blijven steken in mijn keel. Ik voel me schuldig – misschien heeft ze gelijk. Misschien ben ik te veel met mezelf bezig geweest.

Die avond zitten Anouk en ik zwijgend op bed. ‘Misschien moeten we morgen vertrekken,’ zegt ze zacht.

Maar ik kan niet weggaan zonder het uit te praten.

De volgende ochtend zoek ik Marieke op in de tuin. Ze harkt woest bladeren bij elkaar.

‘Marieke…’ begin ik voorzichtig.

Ze draait zich om, haar ogen rood van het huilen.

‘Het spijt me,’ zeg ik zacht. ‘Ik had vaker moeten komen. Maar ik wist niet hoe moeilijk jullie het hadden.’

Ze snikt: ‘Ik ben gewoon zo moe, Bas. Alles komt op mij neer… En jij was altijd degene die alles kon…’

Ik sla mijn armen om haar heen en voel haar schokken van verdriet.

‘We zijn familie,’ fluister ik. ‘Laat me helpen, alsjeblieft.’

Langzaam ontspant ze zich in mijn armen.

Later die dag zitten we samen aan tafel – voor het eerst zonder spanning. We praten over vroeger, over papa, over dromen die we hadden en verloren zijn onderweg.

Als we vertrekken, omhelst Marieke me stevig. ‘Kom je snel terug?’ vraagt ze zacht.

‘Beloofd,’ zeg ik.

In de auto kijk ik naar Anouk. Ze glimlacht geruststellend.

Soms vraag ik me af: waarom laten we trots en misverstanden zo vaak tussen ons in staan? Hoeveel familiebanden raken verloren omdat we niet durven praten?