Een Moederhart Gebroken: Het Verhaal van Barbara en Tyler
‘Tyler, wacht even!’ Mijn stem trilt, maar hij loopt gewoon door, zijn blik strak op zijn telefoon gericht. Ik sta midden in het Vondelpark, tussen de fietsers en joggers, en voel hoe mijn hart in mijn keel klopt. Mijn zoon, mijn enige kind, doet alsof hij me niet kent. Alsof ik lucht ben.
Ik weet niet wat me bezielt dat ik hem achterna roep. Misschien is het de wanhoop, misschien de hoop dat hij zich omdraait en zegt: ‘Sorry mam, ik had je niet gezien.’ Maar hij versnelt zijn pas, zijn schouders gespannen onder zijn grijze hoodie. Ik voel de blikken van voorbijgangers prikken. Een vrouw van mijn leeftijd kijkt me even aan, haar ogen vol medelijden. Ik schaam me, maar ik kan niet anders dan blijven staan, hopen dat hij terugkomt.
Het is niet de eerste keer dat Tyler me ontwijkt. Sinds hij bij zijn vader is gaan wonen in Amstelveen, zie ik hem nauwelijks. Vroeger was het anders. Toen was het altijd ‘mam dit’ en ‘mam dat’. Ik herinner me de nachten dat ik wakker lag omdat hij ziek was, de ochtenden waarop ik hem met een boterham met pindakaas naar school bracht, de verjaardagen waarop ik alles uit de kast haalde om hem te laten lachen.
‘Barbara, je moet hem loslaten,’ zegt mijn zus Marieke vaak. Maar hoe laat je los wat je zelf hebt grootgebracht? Hoe accepteer je dat je kind je niet meer nodig heeft – of erger nog, niet meer wíl kennen?
Thuis in mijn kleine appartement in Amsterdam-West staar ik naar de foto op de kast. Tyler, zeven jaar oud, met een gapend gat waar zijn voortand zat. Zijn ogen lachen naar mij, naar de camera – naar een toekomst die toen nog open lag. Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. ‘Waarom?’ fluister ik in het donker.
De telefoon gaat. Het is mijn moeder.
‘Barbara, hoe is het met je?’
‘Goed hoor,’ lieg ik.
‘Heb je Tyler nog gesproken?’
Ik slik. ‘Nee, mam.’
‘Je moet hem tijd geven. Jongens zijn soms zo.’
‘Hij is geen jongen meer, mam. Hij is negentien.’
Er valt een stilte aan de andere kant van de lijn. ‘Misschien moet je hem gewoon laten weten dat je er altijd voor hem bent.’
‘Dat weet hij al duizend keer.’
Na het gesprek blijf ik achter met een leeg gevoel. Iedereen zegt altijd dat tijd alle wonden heelt, maar wat als de wond alleen maar dieper wordt?
De volgende dag ga ik naar mijn werk in het ziekenhuis. Ik ben verpleegkundige op de spoedeisende hulp – gewend aan stress en chaos. Maar niets bereidt je voor op het moment dat je eigen kind je hart breekt.
‘Je ziet er moe uit,’ zegt mijn collega Fatima terwijl we samen koffie drinken in de kantine.
Ik haal mijn schouders op. ‘Slecht geslapen.’
Ze kijkt me doordringend aan. ‘Is het weer Tyler?’
Ik knik.
‘Heb je hem gevraagd waarom hij zo doet?’
‘Hij neemt zijn telefoon niet op. Hij reageert nergens op.’
Fatima zucht. ‘Misschien moet je hem een brief schrijven. Soms werkt dat beter dan praten.’
Die avond zit ik aan tafel met pen en papier. Mijn hand trilt als ik schrijf:
“Lieve Tyler,
Ik weet niet wat er tussen ons is gebeurd, maar ik mis je elke dag. Ik hoop dat je gelukkig bent, waar je ook bent. Vergeet nooit hoeveel ik van je hou.
Liefs,
Mama.”
Ik vouw de brief dubbel en stop hem in een envelop. Maar ik stuur hem niet op. Wat als hij hem verscheurt zonder te lezen? Wat als het niets uitmaakt?
De dagen verstrijken. Op zondag ga ik naar Marieke in Haarlem voor koffie en appeltaart.
‘Je moet jezelf niet zo kwellen,’ zegt ze terwijl ze me een stuk taart aangeeft.
‘Wat als hij nooit meer terugkomt?’ vraag ik zacht.
Ze legt haar hand op de mijne. ‘Kinderen komen altijd terug bij hun moeder.’
Maar ik geloof haar niet meer.
’s Avonds lig ik wakker in bed en denk aan vroeger. Aan hoe Tyler huilde toen zijn vader wegging – hoe ik hem troostte, hoe ik alles deed om hem gelukkig te maken. Ik werkte dubbele diensten om zijn voetbal te kunnen betalen, sloeg vakanties over zodat hij nieuwe schoenen kon krijgen.
En nu? Nu ben ik alleen.
Op een regenachtige woensdagmiddag sta ik bij de Albert Heijn in de rij als ik ineens Tylers stem hoor achter me.
‘Nee joh, die nieuwe iPhone is echt veel beter!’
Ik draai me om en zie hem staan met een groepje vrienden. Mijn hart slaat over.
‘Tyler?’
Hij kijkt me aan – recht in mijn ogen – en draait zich dan om naar zijn vrienden alsof hij me niet kent.
‘Wie was dat?’ vraagt een van hen.
‘Geen idee,’ zegt Tyler schouderophalend.
Ik voel hoe mijn benen slap worden. De boodschappen vallen bijna uit mijn handen.
Thuis barst ik in huilen uit. Ik bel Marieke.
‘Hij deed alsof hij me niet kende,’ snik ik.
‘Misschien schaamt hij zich voor iets,’ zegt ze voorzichtig.
‘Waarvoor dan? Voor mij? Voor zichzelf?’
De dagen worden weken. Ik probeer Tyler te bellen, te appen, te mailen – geen reactie. Op Facebook zie ik foto’s van hem op festivals, lachend met vrienden die ik niet ken.
Op een avond krijg ik een berichtje van zijn vader, Erik:
“Barbara, kun je stoppen met Tyler lastigvallen? Hij wil even geen contact.”
Mijn handen trillen als ik het lees. Even geen contact? Hoe lang is even?
Ik besluit naar Erik te bellen.
‘Waarom wil hij me niet zien?’ vraag ik zodra hij opneemt.
Erik zucht diep. ‘Barb, hij zit gewoon even niet lekker in zijn vel. Laat hem met rust.’
‘Maar wat heb ik fout gedaan?’
‘Niets! Soms hebben jongens gewoon ruimte nodig.’
Ik hang op en staar naar het plafond. Ruimte… Hoeveel ruimte kan er zijn tussen een moeder en haar kind voordat er niets meer overblijft?
Op een dag krijg ik een kaartje in de brievenbus zonder afzender:
“Sorry.”
Meer niet.
Is het van Tyler? Of van Erik? Of misschien van iemand anders die weet hoe het voelt om verlaten te worden?
De weken worden maanden. Mijn leven wordt kleiner; werk, huis, slapen – alles op repeat. Soms denk ik dat het makkelijker zou zijn als Tyler nooit had bestaan; dan had ik deze pijn niet gekend. Maar meteen schaam ik me voor die gedachte.
Op een koude decemberavond sta ik weer in het Vondelpark, op dezelfde plek waar alles begon. De bomen zijn kaal, het gras nat en modderig onder mijn schoenen.
Ik sluit mijn ogen en fluister: ‘Tyler… alsjeblieft…’
Maar alleen de wind antwoordt.
Soms vraag ik me af: hoeveel liefde kan een mens geven voordat er niets meer overblijft? Is liefde ooit genoeg om iemand vast te houden die weg wil?
Wat denken jullie: wanneer moet je loslaten – en wanneer blijf je hopen?