Een Onverwachte Breuk: Het Verhaal van Adam en Ruby

‘Ruby, kun je alsjeblieft even gaan zitten?’ De stem van Adam trilt lichtjes. Ik kijk op van mijn boek, de geur van koffie nog vers in de lucht. Zijn ogen zoeken de mijne, maar ik voel een onrust in mijn buik. Het is zaterdagochtend, de regen tikt tegen het raam van ons huis in Amersfoort.

‘Wat is er, Adam?’ vraag ik, terwijl ik mijn leesbril afzet. Mijn stem klinkt kalmer dan ik me voel. Sinds mijn pensioen lijkt alles anders. Eerst was het heerlijk: uitslapen, wandelen door het bos met de kleinkinderen, schilderen in de serre. Maar na een paar maanden voelde ik me leeg, alsof ik niet meer nodig was. De stilte in huis werd oorverdovend.

Adam merkte het natuurlijk. Hij probeerde me op te vrolijken met kleine dingen: een bos bloemen, samen naar het theater, zelfs een weekendje Texel. Maar niets vulde het gat dat mijn werk had achtergelaten. Ik miste de bibliotheek, de geur van oude boeken, het zachte gefluister tussen de rekken.

‘Ik heb iets voor je,’ zegt Adam nu, terwijl hij een doos onder de tafel vandaan haalt. Zijn handen trillen. ‘Ik hoop dat je het mooi vindt.’

Ik open de doos en zie… een schildersezel. Een prachtige, handgemaakte ezel van beukenhout. Mijn adem stokt even. ‘Adam…’

‘Je zei toch dat je meer wilde schilderen? Ik dacht… misschien helpt dit je om weer inspiratie te vinden.’

Ik glimlach dankbaar, maar diep vanbinnen voel ik een steek van verdriet. Hij bedoelt het goed, maar hij begrijpt niet wat ik echt mis: het gevoel ergens bij te horen, nodig te zijn.

Die avond zit ik alleen in de serre, de ezel voor me. Ik probeer te schilderen, maar mijn handen beven. Mijn gedachten dwalen af naar vroeger: de drukte in de bibliotheek, collega’s die mijn raad vroegen, kinderen die hun eerste boek kwamen lenen.

Adam komt binnen met twee kopjes thee. ‘Gaat het?’ vraagt hij zacht.

‘Ik weet het niet,’ fluister ik. ‘Het voelt alsof ik mezelf kwijt ben.’

Hij knikt en gaat naast me zitten. ‘Misschien… misschien moeten we samen iets nieuws proberen?’

De weken verstrijken. Ik neem een parttime baan aan in de bibliotheek van het dorp. Het voelt als thuiskomen: de geur van papier, het zachte geritsel van bladzijden. Maar thuis wordt het stiller tussen Adam en mij. Hij lijkt teleurgesteld dat zijn cadeau niet het gewenste effect had.

Op een avond barst de bom. We zitten aan tafel; de kinderen zijn op bezoek met hun gezinnen. Onze dochter Marloes vraagt: ‘Mam, hoe gaat het nu op je werk?’

Voordat ik kan antwoorden zegt Adam: ‘Ze werkt weer te veel. Alsof ze niet genoeg heeft aan ons.’

De stilte is pijnlijk. Marloes kijkt me vragend aan. Ik voel tranen prikken achter mijn ogen.

‘Misschien wil mama gewoon zichzelf zijn,’ zegt onze zoon Jeroen zacht.

Na het eten blijf ik alleen achter in de keuken. Adam komt binnen, zijn gezicht strak.

‘Waarom is niets ooit genoeg?’ vraagt hij bitter.

‘Het gaat niet om genoeg zijn,’ zeg ik snikkend. ‘Ik wil gewoon mezelf niet verliezen.’

‘En ik dan? Ben ik niet genoeg voor jou?’

Zijn woorden snijden door me heen. ‘Het gaat niet om jou of mij. Het gaat om wie ik ben als alles wegvalt.’

Die nacht slaap ik op de bank. De volgende ochtend vind ik een briefje op tafel:

“Ruby,
Ik weet niet meer hoe ik je gelukkig kan maken. Misschien is liefde soms gewoon niet genoeg.
Adam”

Mijn hart breekt. Ik staar naar zijn handschrift, zo vertrouwd en toch zo ver weg.

De dagen daarna leven we langs elkaar heen. De kinderen merken het; Marloes belt elke avond om te vragen hoe het gaat. Jeroen komt langs met bloemen en probeert luchtige gesprekken te voeren.

Op een dag staat Adam plotseling voor me in de bibliotheek. Zijn ogen zijn rood van het huilen.

‘Ruby… kunnen we praten?’

We lopen samen naar buiten, langs de gracht waar we vroeger altijd wandelden.

‘Ik ben bang dat ik je kwijt ben,’ zegt hij zacht.

‘Misschien zijn we elkaar allebei kwijtgeraakt,’ antwoord ik eerlijk.

We zwijgen lang terwijl we naar de eenden kijken die over het water glijden.

‘Denk je dat we dit kunnen herstellen?’ vraagt Adam uiteindelijk.

Ik haal diep adem. ‘Alleen als we elkaar weer echt willen leren kennen.’

Het is geen sprookjeseinde. We besluiten samen in relatietherapie te gaan, maar het blijft moeilijk. Soms voelt het alsof we vreemden zijn geworden in ons eigen huis.

Toch probeer ik elke dag opnieuw te schilderen — niet voor Adam, niet voor de kinderen, maar voor mezelf.

En soms vraag ik me af: hoeveel offers moet je brengen om jezelf niet te verliezen? Is liefde genoeg als je jezelf onderweg kwijtraakt?