Grenzen stellen: Mijn strijd met mijn schoonzus Laura

‘Weer Laura?’ hoor ik mezelf fluisteren terwijl ik de voordeur hoor dichtslaan. Mijn hart bonkt in mijn keel. Het is zaterdagochtend, de geur van verse koffie hangt nog in de lucht, en ik had me voorgenomen vandaag eindelijk eens rustig met Gijs te ontbijten. Maar daar staat ze alweer, mijn schoonzus Laura, haar jas nog aan, haar stem luid en aanwezig.

‘Goedemorgen! Hebben jullie nog broodjes over?’ roept ze vanuit de gang. Gijs springt meteen op, zijn gezicht licht op. ‘Laura! Natuurlijk, kom binnen!’

Ik voel hoe mijn schouders zich aanspannen. Tien jaar geleden trouwde ik met Gijs, en sindsdien is Laura elk weekend bij ons. Eerst vond ik het gezellig, maar nu voelt het alsof ze zich steeds meer in ons leven nestelt. Mijn huis is niet langer mijn veilige haven; het is een plek geworden waar ik op eieren loop.

‘Wil je koffie?’ vraag ik, mijn stem klinkt vlakker dan ik wil. Laura lacht en ploft neer op de bank. ‘Graag! En misschien straks even samen naar de markt? Ik heb zin in stroopwafels.’

Gijs kijkt me vragend aan. Ik knik zwijgend, maar vanbinnen schreeuw ik. Wanneer is het genoeg? Wanneer mag ik weer mezelf zijn in mijn eigen huis?

Na het ontbijt trek ik me terug in de slaapkamer. Mijn handen trillen als ik een appje stuur naar mijn vriendin Sanne: ‘Ze is er weer. Ik weet niet hoe lang ik dit nog volhoud.’

Sanne antwoordt snel: ‘Je moet echt met Gijs praten. Dit kan zo niet langer.’

Die avond, als Laura eindelijk vertrokken is, zit ik met Gijs aan tafel. De stilte tussen ons is zwaar.

‘Gijs,’ begin ik voorzichtig, ‘ik moet iets kwijt.’

Hij kijkt op van zijn telefoon. ‘Wat is er?’

‘Ik voel me niet meer thuis in ons eigen huis. Elke keer als Laura komt, lijkt het alsof wij er niet meer toe doen. Ze neemt alles over: onze tijd, onze gesprekken, zelfs onze plannen.’

Gijs zucht diep. ‘Maar ze is gewoon eenzaam sinds haar scheiding. Jij weet hoe moeilijk ze het heeft gehad.’

‘Dat weet ik,’ zeg ik zacht, ‘maar wanneer zijn wij aan de beurt? Wanneer mag ik weer gewoon mezelf zijn zonder dat ik me aanpas aan haar?’

Hij zwijgt. Ik zie dat hij worstelt. ‘Misschien heb je gelijk,’ zegt hij uiteindelijk. ‘Maar wat moeten we dan doen? Ze heeft niemand anders.’

De week erop probeer ik het gesprek met Laura aan te gaan. Mijn handen zijn klam als ik haar uitnodig voor een wandeling door het park.

‘Laura,’ begin ik voorzichtig, ‘ik wil iets met je bespreken.’

Ze kijkt me verbaasd aan. ‘Wat is er dan?’

‘Ik merk dat je vaak bij ons bent in het weekend, en soms voelt het voor mij alsof er weinig ruimte overblijft voor Gijs en mij samen. Ik hoop dat je begrijpt dat we ook tijd met z’n tweeën nodig hebben.’

Laura’s gezicht betrekt. ‘Dus jullie willen me hier niet meer?’ Haar stem trilt.

‘Nee, zo bedoel ik het niet,’ haast ik me te zeggen. ‘Maar misschien kunnen we afspreken dat je één weekend per maand bij ons bent? Dan kunnen we daar echt iets leuks van maken.’

Ze kijkt weg, haar ogen glanzen van tranen. ‘Ik snap het wel,’ fluistert ze uiteindelijk. ‘Het is gewoon zo stil thuis sinds Mark weg is…’

Ik voel een steek van schuld, maar ook opluchting dat het eindelijk uitgesproken is.

Die avond praten Gijs en ik lang over wat er gebeurd is. Hij bedankt me zelfs dat ik het gesprek ben aangegaan – iets wat hij zelf nooit had durven doen.

De weken daarna verandert er veel. Laura komt minder vaak, maar als ze er is, voelt het gezelliger dan ooit. We plannen samen uitjes en etentjes, maar houden ook tijd vrij voor onszelf.

Toch blijft er iets knagen. Heb ik haar in de steek gelaten? Had ik meer moeten doen?

Op een avond krijg ik een appje van Laura: ‘Dankjewel dat je eerlijk was. Het heeft me geholpen om zelf ook weer dingen te ondernemen.’

Ik glimlach door mijn tranen heen.

Soms vraag ik me af: hoe vaak cijferen we onszelf weg uit angst om anderen te kwetsen? En wanneer kiezen we eindelijk voor onze eigen rust? Wat zouden jullie doen in mijn situatie?