Help! Mijn man geeft mij de schuld van onze financiële problemen na de geboorte van ons derde kind

‘Dus het is allemaal jouw schuld?’ Daan’s stem trilt, zijn handen gebald op het aanrecht. De geur van afgekoelde koffie hangt in de keuken, terwijl ik met mijn rug naar hem toe sta en de vaatwasser uitruim. Mijn hart bonkt in mijn keel. ‘Jij wilde zo graag nog een kind, Sanne. Jij zei dat het wel kon.’

Ik draai me langzaam om, voel de vermoeidheid in mijn botten. ‘Daan, jij was het die er steeds over begon. Jij zei dat je altijd al drie kinderen wilde. Ik… ik twijfelde juist.’ Mijn stem klinkt zachter dan ik wil. Ik zie zijn ogen flitsen van woede naar iets wat op spijt lijkt, maar het moment is alweer voorbij.

Het is alsof we in een eindeloze cirkel draaien sinds de geboorte van onze jongste, Lotte. Ze is nu zeven maanden oud, een wolk van een baby met een lach die zelfs Daan’s humeurige ochtenden kan breken. Maar achter haar glimlach schuilt een storm die ons huwelijk langzaam uit elkaar trekt.

De rekeningen stapelen zich op. De kinderopvang is duurder dan we ooit hadden verwacht, zelfs met toeslagen. Mijn baan als doktersassistente is parttime; meer uren zijn er niet. Daan werkt fulltime bij de gemeente, maar zijn contractverlenging hangt aan een zijden draadje door bezuinigingen. Elke maand schuiven we geld heen en weer tussen spaar- en betaalrekening, hopend dat er geen onverwachte kosten komen.

‘We hadden moeten wachten,’ zegt Daan nu, zachter. ‘Of gewoon bij twee kinderen moeten blijven.’

Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. ‘Maar dat zei ik toch! Jij…’

Hij onderbreekt me: ‘Nee, jij hebt me overgehaald. Je zei dat het goed zou komen.’

De waarheid is dat we elkaar hebben overgehaald. In slapeloze nachten fantaseerden we samen over een groot gezin, over vakanties aan het Veluwemeer met drie kinderen die zandkastelen bouwen. Maar nu lijkt alles wat we samen droomden ver weg.

Mijn moeder zegt altijd: ‘Kinderen brengen geluk, maar ook zorgen.’ Ze belt elke week, vraagt hoe het gaat, maar ik durf haar niet te vertellen hoe vaak ik ’s nachts wakker lig van angst. Angst dat we het niet redden, dat Daan me echt de schuld blijft geven, dat onze kinderen opgroeien in een huis vol spanning.

‘Sanne,’ zegt Daan plotseling, ‘ik weet niet of ik dit nog trek.’

Zijn woorden snijden door me heen. Ik wil schreeuwen dat hij niet de enige is die het zwaar heeft. Maar ik slik het in en kijk naar de foto op de koelkast: wij samen op Texel, drie jaar geleden, lachend in de wind met onze twee oudste kinderen, Bram en Noor. Toen leek alles nog mogelijk.

Die avond zit ik op bed met Lotte in mijn armen. Haar ademhaling is rustig; haar kleine handje rust op mijn borst. Daan zit beneden, het geluid van de televisie dringt vaag door de vloer heen. Ik denk aan hoe we ooit samen plannen maakten voor de toekomst – hoe we nu vooral proberen te overleven.

De volgende ochtend is het huis koud en stil. Bram en Noor zitten zwijgend aan tafel met hun boterhammen. Daan drinkt zijn koffie zonder mij aan te kijken.

‘Papa, waarom ben je boos op mama?’ vraagt Noor ineens.

Daan schrikt zichtbaar. ‘Ik ben niet boos op mama,’ zegt hij snel, maar zijn stem verraadt hem.

Ik voel me kleiner worden onder hun blikken. ‘Papa en mama maken zich gewoon zorgen,’ zeg ik zachtjes.

Na schooltijd loop ik met Bram naar de supermarkt. Hij pakt mijn hand vast – iets wat hij normaal nooit meer doet sinds hij zeven is. ‘Mama, gaan we verhuizen omdat we geen geld hebben?’

Mijn hart breekt een beetje. ‘Nee lieverd,’ lieg ik, ‘we blijven hier.’

’s Avonds probeer ik met Daan te praten als de kinderen slapen. ‘We moeten dit samen oplossen,’ zeg ik voorzichtig.

Hij zucht diep. ‘Ik weet het niet meer, Sanne. Ik voel me zo gevangen.’

‘Ik ook,’ fluister ik.

We praten tot diep in de nacht – over geld, over werk, over hoe moe we zijn en hoeveel we van onze kinderen houden ondanks alles. Voor het eerst in maanden huilen we samen.

De dagen daarna verandert er weinig aan onze situatie, maar wel iets aan hoe we ermee omgaan. We maken samen een lijst van uitgaven, zoeken hulp bij een budgetcoach via de gemeente. Ik vraag extra uren aan op mijn werk – zonder garantie dat ik ze krijg – en Daan solliciteert elders.

Toch blijft er iets knagen tussen ons; een gevoel van verlies, alsof we onderweg iets van onszelf zijn kwijtgeraakt.

Op een zondagmiddag zitten we met z’n vijven in het park. Lotte kraait van plezier in haar buggy; Bram en Noor rennen achter een bal aan. Daan pakt mijn hand vast – aarzelend eerst, dan steviger.

‘Weet je nog hoe graag we dit wilden?’ vraagt hij zacht.

Ik knik en slik de brok in mijn keel weg.

‘Misschien moeten we minder naar elkaar wijzen en meer samen vechten,’ zegt hij dan.

Het is geen oplossing voor alles, maar het is een begin.

’s Avonds lig ik wakker naast hem en vraag me af: Hoeveel kan liefde dragen voordat ze breekt? En hoeveel kun je jezelf verwijten voor keuzes die je samen hebt gemaakt?

Wat zouden jullie doen als je partner je verwijt wat je samen hebt besloten? Hoe vind je elkaar terug als je elkaar onderweg bent kwijtgeraakt?