Help! Mijn partner heeft niets voorbereid voor onze baby
‘Hoe kan dit nou?’ Mijn stem trilt terwijl ik met mijn jas nog aan in de gang sta, de Maxi-Cosi met onze slapende zoon in mijn hand. De geur van oud eten hangt in de lucht. Overal liggen stapels was, lege flessen, en op de plek waar het wiegje zou moeten staan, ligt een stapel tijdschriften. Mijn hart bonkt in mijn keel.
‘Jeroen!’ roep ik, iets harder dan ik wil. ‘Waar is het bedje? Waar zijn de luiers?’
Hij komt uit de woonkamer, zijn haar in de war, een halflege koffiemok in zijn hand. ‘Oh, eh… Ik dacht dat jij…’
‘Dat ík wat?’ Mijn stem slaat over. ‘Ik heb drie dagen in het ziekenhuis gelegen na de bevalling! Je had alle tijd om alles klaar te maken!’
Hij kijkt naar zijn sokken. ‘Het was allemaal zo veel… Ik wist niet waar ik moest beginnen.’
Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. Niet van geluk deze keer, maar van pure frustratie. Mijn moedergevoel schreeuwt dat mijn kind nú een veilige plek nodig heeft, maar alles om me heen zegt dat ik er alleen voor sta.
‘Weet je wat? Laat maar,’ snik ik. Ik zet de Maxi-Cosi voorzichtig op tafel en loop naar boven, hopend dat er tenminste ergens een hydrofiele doek te vinden is.
Boven hoor ik Jeroen rommelen. Hij mompelt iets over boodschappen doen, maar ik kan het niet opbrengen om te reageren. In plaats daarvan ga ik op het bed zitten en staar naar de muur. Hoe heeft het zover kunnen komen? We hebben maanden gehad om ons voor te bereiden. We hebben samen naar babywinkels gekeken, geboortelijsten gemaakt… Maar blijkbaar was het allemaal voor de show.
Mijn gedachten dwalen af naar de zwangerschap. Hoe hij altijd zei: ‘Komt goed, schatje. Ik regel het wel.’ Hoe hij lachte om mijn lijstjes en zei dat ik me niet zo druk moest maken. En nu? Nu zit ik hier met een baby die huilt omdat hij honger heeft en geen flesje in huis.
Ik hoor beneden gerommel en even later komt Jeroen boven met een plastic tas van de Albert Heijn. ‘Ik heb luiers gehaald,’ zegt hij zachtjes. ‘En flesjes. En…’
‘En waar moet hij slapen?’ snauw ik. ‘Op de bank? In een wasmand?’
Hij zucht diep en laat zich naast me op het bed vallen. ‘Het spijt me echt, Lieke. Ik… Ik dacht gewoon niet dat het zo snel zou gaan.’
Ik kijk hem aan en zie paniek in zijn ogen. Maar ook iets anders: onmacht. Misschien zelfs angst. Voor het eerst realiseer ik me dat hij net zo overweldigd is als ik – alleen uit hij het anders.
‘We moeten dit samen doen,’ fluister ik uiteindelijk. ‘Maar ik kan het niet alleen.’
Hij knikt en pakt mijn hand vast. ‘Ik beloof dat ik mijn best ga doen.’
Die nacht slapen we nauwelijks. De baby huilt, Jeroen rent heen en weer tussen keuken en slaapkamer, en ik probeer te voeden met een geïmproviseerd flesje. Alles voelt als overleven.
De volgende ochtend belt mijn moeder aan met een tas vol babyspullen. Ze kijkt me aan met haar bekende mengeling van medelijden en praktische daadkracht. ‘Jullie redden het wel,’ zegt ze terwijl ze begint op te ruimen.
Maar als ze weg is, blijft het gevoel hangen: waarom moest het zo gaan? Waarom voelde ik me zo alleen terwijl we dit samen zouden doen?
De dagen erna worden langzaam beter. Jeroen leert hoe je een luier verschoont zonder alles onder te smeren, ik leer loslaten dat niet alles perfect hoeft te zijn. Maar de pijn van die eerste thuiskomst blijft knagen.
Op een avond zitten we samen op de bank, de baby eindelijk slapend in zijn wiegje – die inmiddels keurig naast ons bed staat.
‘Denk je dat we dit kunnen?’ vraagt Jeroen zachtjes.
Ik kijk naar hem, naar onze zoon, naar mezelf in de spiegeling van het raam. ‘Ik weet het niet,’ zeg ik eerlijk. ‘Maar we moeten wel.’
Soms vraag ik me af: hoeveel kun je verwachten van iemand die net zo bang is als jij? En hoe vind je samen de kracht om door te gaan als alles tegenzit?
Wat zouden jullie doen als je partner zo onvoorbereid bleek? Hoe ga je samen verder na zo’n valse start?