Help! Mijn schoonzus verwacht dat ik haar een appartement cadeau doe
‘Je weet dat het voor haar toekomst is, hè?’ De stem van mijn moeder trilt lichtjes, maar haar blik is onwrikbaar. Ze zit tegenover me aan de keukentafel, haar handen gevouwen om een kop thee die ze nauwelijks aanraakt. Ik voel mijn maag samenknijpen.
‘Mam, het is een appartement. Geen fiets, geen weekendje weg. Een appartement!’ Mijn stem klinkt schor, bijna wanhopig. Ik kijk naar het raam, waar de regen zachtjes tegen het glas tikt. Alles in mij wil opstaan en weglopen, maar ik weet dat dit gesprek niet vanzelf verdwijnt.
Mijn naam is Marieke van Dijk, 34 jaar, geboren en getogen in Utrecht. Ik heb hard gewerkt voor alles wat ik heb: een goede baan bij een architectenbureau, een eigen appartement in Lombok, en een klein beetje spaargeld waar ik trots op ben. Mijn ouders zijn altijd nuchter geweest, echte Nederlanders: ‘Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg.’ Maar sinds mijn broer Bart met Sanne is getrouwd, lijkt alles anders.
Sanne is… anders. Ze komt uit een gezin waar geld geen probleem is, waar cadeaus groot zijn en verwachtingen nog groter. Toen ze vorig jaar bij ons in de familie kwam, voelde ik me meteen onzeker. Ze praat makkelijk over vakanties naar Bali en designermerken alsof het de normaalste zaak van de wereld is. Mijn broer lijkt gelukkig met haar, maar ik zie hoe hij soms worstelt om haar bij te benen.
‘Marieke,’ zegt mijn moeder nu zachter, ‘je weet toch hoe moeilijk het voor Sanne is geweest om zich hier thuis te voelen? Ze heeft niemand hier behalve ons.’
Ik zucht diep. ‘Mam, ze woont nu al twee jaar in Nederland. Ze heeft vrienden, een baan…’
‘Maar geen eigen plek,’ onderbreekt mijn moeder me. ‘Jij hebt toch dat appartement in Overvecht? Je gebruikt het nauwelijks sinds je naar Lombok bent verhuisd.’
Ik voel de woede opborrelen. ‘Dat appartement is mijn pensioen! Ik heb er jaren voor gespaard. Waarom zou ik dat zomaar weggeven?’
Mijn moeder kijkt me teleurgesteld aan. ‘Omdat familie belangrijker is dan geld.’
Die zin blijft hangen als een koude mist in de kamer.
Die avond lig ik wakker in bed. De regen is opgehouden, maar in mijn hoofd stormt het nog steeds. Ik denk aan Bart, aan hoe hij altijd voor mij opkwam toen we klein waren. Aan Sanne, die me altijd met die half-geamuseerde blik aankijkt als ik iets niet snap over haar wereld. En aan mijn moeder, die altijd alles bij elkaar hield – tot nu.
De volgende dag krijg ik een appje van Sanne: ‘Kunnen we even bellen? X’
Ik twijfel even, maar bel haar toch terug.
‘Hee Marieke!’ Haar stem klinkt opgewekt, alsof er niets aan de hand is.
‘Hoi Sanne.’
‘Ik hoorde van je moeder dat je misschien je appartement wilt schenken… Echt zo lief van je! Bart en ik zijn er zo blij mee.’
Ik voel mijn hart bonzen. ‘Sanne, wacht even… Ik heb helemaal niet gezegd dat ik dat ga doen.’
Het blijft even stil aan de andere kant.
‘Oh… Maar je moeder zei…’
‘Mijn moeder heeft het erover gehad, ja. Maar het is mijn appartement. Mijn keuze.’
Ze lacht ongemakkelijk. ‘Natuurlijk! Maar je gebruikt het toch niet? Het zou zo’n verschil maken voor ons…’
‘Sanne,’ onderbreek ik haar, ‘ik snap dat het fijn zou zijn voor jullie. Maar dit is niet zomaar iets wat ik kan weggeven.’
Ze zucht hoorbaar. ‘Weet je wat? Laat maar. Ik dacht gewoon… Ach laat ook maar.’
Het gesprek blijft als een steen op mijn maag liggen.
De dagen daarna merk ik dat mijn moeder afstandelijk doet. Ze appt minder vaak, en als ze iets stuurt is het kortaf: ‘Hoe gaat het?’ of ‘Eet je wel goed?’ Bart belt ook niet meer spontaan op om te vragen hoe het met me gaat.
Op zondag ga ik toch naar mijn ouders toe voor koffie. Mijn vader zit zwijgend in zijn stoel, verdiept in de krant. Mijn moeder zet koffie zonder me aan te kijken.
‘Mam…’ begin ik voorzichtig.
Ze draait zich om, haar ogen rood van het huilen. ‘Ik snap niet waarom je zo hard bent geworden, Marieke.’
‘Hard? Omdat ik niet alles weggeef wat ik heb?’
‘Je broer heeft het moeilijk genoeg met Sanne die zich hier niet thuis voelt. En jij hebt twee appartementen! Waarom kun je niet gewoon delen?’
Mijn vader legt zijn krant neer en kijkt me aan. ‘Je moeder bedoelt het goed,’ zegt hij zachtjes. ‘Maar het is jouw bezit.’
Ik knik dankbaar naar hem.
‘Misschien moet je eens met Bart praten,’ zegt hij dan.
Die avond bel ik Bart op. Hij klinkt moe.
‘Hee Mariek.’
‘Hee Bart… Kunnen we even praten?’
Hij zucht diep. ‘Het gaat zeker over dat appartement.’
‘Ja…’
Er valt een lange stilte.
‘Weet je,’ zegt hij uiteindelijk, ‘ik snap best dat je het niet zomaar wilt weggeven. Maar Sanne… Ze voelt zich hier echt niet thuis. Ze denkt dat als ze een eigen plek heeft, het beter wordt.’
‘En jij?’ vraag ik zachtjes.
Hij lacht schamper. ‘Ik wil gewoon rust in huis.’
‘Bart… Ik hou van jullie allebei, maar dit voelt niet eerlijk.’
Hij zegt niets meer.
Na dat gesprek voel ik me leger dan ooit. Alsof ik iedereen teleurstel: mijn moeder, mijn broer, zelfs mezelf omdat ik niet gewoon “ja” kan zeggen en alles kan oplossen.
Op maandag op kantoor kan ik me nauwelijks concentreren. Mijn collega Femke merkt het meteen.
‘Wat is er met jou aan de hand?’ vraagt ze tijdens de lunch.
Ik vertel haar alles – over Sanne, mijn moeder, het appartement.
Ze schudt haar hoofd. ‘Mariek… Je mag best grenzen stellen hoor! Familie of niet.’
‘Maar wat als ze me nooit meer vergeven?’ fluister ik.
Femke pakt mijn hand vast. ‘Dan zegt dat meer over hen dan over jou.’
Die avond besluit ik een brief te schrijven aan mijn familie:
“Lieve allemaal,
Ik hou van jullie en wil altijd helpen waar ik kan. Maar het appartement in Overvecht is iets wat ik zelf heb opgebouwd en waar ik hard voor heb gewerkt. Ik kan het niet zomaar weggeven – niet omdat ik niet geef om jullie, maar omdat ik ook voor mezelf moet zorgen.
Ik hoop dat jullie dat kunnen begrijpen.”
Ik stuur de brief per mail naar Bart en mijn ouders.
De dagen daarna blijft het stil. Geen appjes van mijn moeder, geen telefoontje van Bart.
Tot op een avond de bel gaat. Het is Bart.
Hij staat in de regen voor mijn deur, zijn jas doorweekt.
‘Mag ik binnenkomen?’ vraagt hij zachtjes.
We drinken samen thee aan dezelfde keukentafel waar alles begon.
‘Het spijt me,’ zegt hij uiteindelijk. ‘We hadden nooit mogen verwachten dat jij alles zou oplossen.’
Ik knik alleen maar; woorden schieten tekort.
Soms vraag ik me af: hoeveel kun je geven voordat je jezelf kwijtraakt? En wat betekent familie als ze alleen van je houden zolang je geeft?
Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?