Het geld voor de reis – Een verhaal over familie, ongelijkheid en moed
‘Dus je zegt dat Lisa niet mee mag, maar je wilt wél dat ik betaal?’ Mijn stem trilt, maar ik probeer het niet te laten merken. Mijn moeder, Ans, kijkt me aan met die blik die ik al mijn hele leven ken: streng, onwrikbaar, alsof haar manier de enige juiste is.
‘Magdalena, je weet dat het voor iedereen beter is zo. Lisa is nog te jong voor zo’n lange reis. En bovendien, Joris heeft het zo zwaar gehad na de scheiding van Marieke en Bas. Hij verdient dit uitje gewoon.’
Ik voel hoe mijn handen zich tot vuisten ballen onder de keukentafel. Lisa zit boven huiswerk te maken, nietsvermoedend. Ze heeft zich al weken verheugd op het weekendje Zeeland met oma en haar neefje Joris. De zee, de duinen, samen schelpen zoeken – ze heeft er zelfs een dagboek over volgeschreven.
‘Mam, Lisa is negen. Net zo oud als Joris. Waarom mag hij wel mee en zij niet?’
Ans zucht diep. ‘Je weet toch dat Joris het moeilijk heeft. En bovendien…’ Ze kijkt weg, haar vingers trommelen op het tafelblad. ‘Jij hebt altijd alles zo goed voor elkaar. Je hebt een vaste baan, een mooi huis. Marieke daarentegen…’
‘Dus omdat Marieke haar leven niet op orde heeft, moet ik betalen voor een vakantie waar mijn dochter niet eens bij mag zijn?’ Mijn stem klinkt nu scherper dan ik bedoel.
‘Het is familie, Magdalena. We moeten elkaar helpen.’
Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. Niet van verdriet, maar van woede en onmacht. Dit is niet de eerste keer dat mijn moeder zoiets doet. Mijn hele jeugd draaide om Marieke – haar problemen, haar verdriet, haar fouten die altijd werden goedgepraat. Ik was het brave meisje dat alles zelf moest oplossen.
Mijn vader stierf toen ik twaalf was. Sindsdien was het alsof ik onzichtbaar werd naast Marieke’s drama’s. Ik herinner me nog hoe ik op mijn zestiende met een diploma thuiskwam en Ans amper opkeek van haar breiwerk. Maar toen Marieke een onvoldoende haalde voor wiskunde, werd er een bijlesleraar ingehuurd.
‘Mam, ik wil niet dat je geld van mij vraagt voor iets waar Lisa buiten wordt gehouden.’
Ans kijkt me nu recht aan. ‘Je denkt altijd dat je alles beter weet. Maar familie betekent offers brengen.’
‘En wie brengt die offers altijd? Ik! Jij vraagt nooit iets aan Marieke. Nooit!’
Ze zwijgt. Buiten hoor ik de regen tegen het raam tikken. Het voelt alsof de stilte tussen ons zwaarder weegt dan ooit.
Een paar dagen later komt Marieke langs. Ze ruikt naar sigarettenrook en haar ogen zijn rood door het huilen. ‘Mam zegt dat je moeilijk doet over die paar tientjes,’ zegt ze zonder omwegen.
‘Het gaat niet om het geld,’ zeg ik zacht. ‘Het gaat om Lisa.’
Marieke haalt haar schouders op. ‘Joris heeft dit nodig. Jij snapt dat toch wel? Lisa heeft alles al.’
Ik wil schreeuwen dat Lisa helemaal niets heeft – geen vader die haar komt ophalen in het weekend, geen oma die haar meeneemt naar de zee, geen moeder die ooit eens voor haar kiest in plaats van voor zichzelf of haar zus.
Die avond zit ik met Lisa op de bank. Ze vraagt: ‘Mama, waarom mag ik niet mee naar Zeeland?’ Haar ogen zijn groot en verwachtingsvol.
Ik slik en probeer mijn tranen te verbergen. ‘Oma denkt dat Joris het harder nodig heeft nu.’
Lisa knikt langzaam, maar ik zie hoe ze zich afwendt en haar knuffelbeer steviger vasthoudt.
De dagen erna voel ik me leeg en boos tegelijk. Op mijn werk kan ik me nauwelijks concentreren; zelfs collega’s merken dat er iets mis is.
Op vrijdagmiddag zie ik op Facebook een foto van Joris en mijn moeder op het strand van Domburg. Ze lachen breeduit, hun armen vol schelpen en zand tot aan hun knieën. Ik voel een steek in mijn hart.
Die avond besluit ik dat het genoeg is geweest.
Ik bel mijn moeder op. ‘Mam, we moeten praten.’
Ze klinkt vermoeid als ze opneemt. ‘Wat is er nu weer?’
‘Dit kan zo niet langer,’ zeg ik vastberaden. ‘Ik wil dat je begrijpt wat je doet met Lisa – met mij.’
Er volgt een lange stilte aan de andere kant van de lijn.
‘Je overdrijft,’ zegt ze uiteindelijk.
‘Nee, mam,’ zeg ik zacht maar krachtig. ‘Jij kiest altijd voor Marieke en Joris, nooit voor ons. En nu vraag je ook nog geld van mij voor iets waar Lisa niet eens bij mag zijn.’
‘Ik doe wat ik kan,’ zegt ze schor.
‘Maar je ziet niet wat je kapotmaakt,’ fluister ik.
Het gesprek eindigt zonder oplossing.
De weken daarna probeer ik afstand te nemen. Ik neem Lisa mee naar het park, we bakken samen pannenkoeken en kijken films onder een dekentje op de bank. Maar telkens als ze vraagt wanneer oma weer langskomt, breekt er iets in mij.
Op een dag staat Ans onverwacht voor de deur. Ze heeft bloemen bij zich en haar ogen zijn rood.
‘Mag ik binnenkomen?’ vraagt ze zacht.
Lisa springt op en omhelst haar meteen – kinderen vergeten snel, denk ik bitter.
Ans schuift aan tafel en vouwt haar handen in elkaar.
‘Ik heb nagedacht,’ begint ze aarzelend. ‘Misschien heb je gelijk gehad. Misschien was ik te hard voor jullie.’
Ik voel een mengeling van opluchting en wantrouwen.
‘Waarom doe je dit steeds?’ vraag ik zacht.
Ze haalt haar schouders op. ‘Ik weet het niet goed. Misschien omdat ik bang ben dat Marieke anders helemaal afglijdt…’
‘En wat als je daardoor Lisa kwijtraakt?’
Ze kijkt me aan met vochtige ogen.
‘Ik wil proberen het goed te maken,’ zegt ze uiteindelijk.
Het is geen vergeving, geen oplossing – maar misschien een begin.
’s Avonds lig ik wakker in bed en denk aan alles wat er gebeurd is. Aan offers brengen voor familie, aan rechtvaardigheid en liefde die soms zo oneerlijk verdeeld lijkt te worden.
Hebben anderen dit ook meegemaakt? Hoe doorbreek je patronen die al generaties meegaan? Of blijft familie altijd een strijd tussen geven en nemen?