Het huis dat niet van ons mocht zijn: een moeder tussen hoop en wantrouwen
‘Mam, ik weet dat het raar klinkt, maar het is gewoon praktischer zo.’ De stem van mijn dochter Eva trilt aan de andere kant van de lijn. Ik staar uit het raam, de regen tikt nerveus tegen het glas. Mijn hart bonkt in mijn keel. Praktischer? Hoe kan het in hemelsnaam praktischer zijn om een huis, gekocht met hun spaargeld, op naam van zijn moeder te zetten?
‘Eva, luister naar jezelf,’ fluister ik, terwijl ik probeer mijn woede te verbergen. ‘Jij en Daan werken allebei keihard. Jullie krijgen straks twee kinderen. Waarom zou je je huis niet op jullie eigen naam zetten?’
Ze zucht diep. ‘Mam, Daan zegt dat het belastingtechnisch slimmer is. Zijn moeder krijgt een lagere hypotheekrente en als er ooit iets gebeurt…’
‘Als er ooit iets gebeurt? Wat dan? Dat jij en de kinderen op straat staan omdat het huis niet van jullie is?’ Mijn stem slaat over. Ik hoor Eva’s ademhaling versnellen.
‘Mam, alsjeblieft. Je maakt het alleen maar moeilijker.’
Ik voel tranen prikken achter mijn ogen. Hoe kan ik haar laten zien wat er op het spel staat zonder haar weg te duwen?
De dagen daarna slaap ik slecht. Mijn man, Pieter, probeert me gerust te stellen. ‘Misschien heeft Daan gelijk,’ zegt hij voorzichtig. ‘Misschien is het echt alleen maar praktisch.’
‘Jij gelooft dat toch niet?’ snauw ik. ‘Je weet hoe zijn moeder is. Altijd controlerend, altijd bemoeienis. Denk je echt dat ze het huis ooit weer uit handen geeft?’
Pieter haalt zijn schouders op. ‘Het is hun leven, Anneke.’
Maar het is niet alleen hún leven. Het is ook mijn kleindochter Noor, die straks misschien geen eigen kamer heeft omdat haar vader alles aan zijn moeder geeft. Het is Eva, die altijd zo onafhankelijk was en nu lijkt te verdwijnen in de wensen van haar schoonfamilie.
Op zondag komen ze langs voor koffie. Eva’s buik welft onder haar trui, Noor rent giechelend door de kamer met haar knuffelkonijn. Daan zit tegenover me aan tafel, zijn blik ontwijkend.
‘We hebben een bod gedaan op een huis in Amersfoort,’ zegt hij plotseling. ‘Het is perfect voor ons gezin.’
‘Op naam van je moeder?’ vraag ik scherp.
Hij knikt. ‘Ze helpt ons met de financiering. Zonder haar krijgen we het niet rond.’
‘En als zij besluit het huis te verkopen? Of als jullie ruzie krijgen?’ Mijn stem klinkt harder dan ik wil.
Eva kijkt me smekend aan. ‘Mam, stop alsjeblieft.’
Daan schuift ongemakkelijk op zijn stoel. ‘We hebben duidelijke afspraken gemaakt, Anneke. Mijn moeder wil alleen maar helpen.’
Ik zie hoe Eva’s hand naar die van hem glijdt, zoekend naar steun. Mijn maag draait om.
Na hun vertrek blijf ik achter in een leeg huis vol vragen. Pieter zwijgt, zoals altijd als hij het niet eens is met mijn zorgen.
De weken verstrijken. Eva belt minder vaak. Als ze komt, praat ze over alles behalve het huis. Noor vraagt wanneer ze haar nieuwe kamer krijgt.
Op een avond belt mijn schoonzoon onverwacht aan. Zijn gezicht staat strak.
‘Anneke, mag ik even binnenkomen?’
Ik knik, nerveus.
Hij gaat zitten aan de keukentafel en vouwt zijn handen ineen.
‘Ik weet dat u zich zorgen maakt,’ begint hij langzaam. ‘Maar ik wil u verzekeren dat ik Eva nooit iets zou aandoen.’
‘Het gaat niet om mij,’ zeg ik zacht. ‘Het gaat om Eva en de kinderen.’
Hij kijkt me recht aan. ‘Mijn moeder heeft altijd alles voor mij gedaan. Nu wil ze iets terugdoen voor ons gezin.’
‘Maar ten koste van wie?’ fluister ik.
Hij slikt zichtbaar. ‘Ik wil niet dat Eva tussen ons in komt te staan.’
‘Dat gebeurt al,’ zeg ik bitter.
Hij staat op, pakt zijn jas en loopt zonder om te kijken de deur uit.
Die nacht droom ik dat Eva voor een gesloten deur staat, Noor aan haar hand, haar buik zwaar van verwachting. Ik roep haar naam maar ze hoort me niet.
De volgende dag besluit ik naar Eva te gaan. Ze zit op de bank, haar gezicht bleek.
‘Mam…’ begint ze, maar ik val haar in de rede.
‘Eva, alsjeblieft. Denk na over wat je doet. Je geeft alles uit handen.’
Ze barst in tranen uit. ‘Ik weet het niet meer, mam! Daan zegt dat het goed komt, maar ik voel me zo machteloos…’
Ik sla mijn armen om haar heen en voel hoe ze beeft.
‘Je hoeft niet altijd sterk te zijn,’ fluister ik.
We zitten lang zo samen, terwijl buiten de regen zachtjes tegen het raam tikt.
Een week later krijg ik een berichtje: “Mam, we hebben besloten het huis toch op onze eigen naam te zetten. Dankjewel dat je voor me bent blijven vechten.”
Ik huil van opluchting en angst tegelijk. Heb ik nu gewonnen? Of heb ik iets kapotgemaakt wat nooit meer heel wordt?
Soms vraag ik me af: wanneer bescherm je je kind echt – en wanneer moet je loslaten? Wat zouden jullie doen als je in mijn schoenen stond?