Het huis waar broeken verboden zijn – Een familie, regels en de moed om jezelf te zijn

‘Je weet wat de regel is, hè?’ De stem van mijn schoonmoeder, mevrouw Van Dijk, galmde nog na in de hal terwijl ik mijn jas ophing. Mijn handen trilden lichtjes. ‘Geen spijkerbroeken in huis. Alleen joggingbroeken of pyjama’s. Dat is hier altijd zo geweest.’

Ik keek naar mijn vriend, Jeroen, die me een ongemakkelijke glimlach schonk. ‘Sorry, Sanne. Mam is nogal… strikt.’

Strikt was een understatement. Sinds ik Jeroen kende, had ik al verhalen gehoord over de bizarre huisregels van zijn familie, maar ik had ze nooit serieus genomen. Tot nu. Ik voelde het ongemak als een koude hand op mijn schouder terwijl ik mijn nette zwarte broek probeerde te verbergen achter mijn weekendtas.

‘Ik heb geen joggingbroek bij me,’ probeerde ik voorzichtig.

Mevrouw Van Dijk snoof. ‘Dan leen je er maar een van Jeroen. Of je trekt een pyjama aan. Maar een broek? Nee, dat is hier niet de bedoeling.’

Jeroen trok me mee naar boven. ‘Sorry, echt… Ze bedoelt het goed. Ze gelooft dat broeken ongeluk brengen in huis.’

‘Ongeluk? Jeroen, dit is toch niet normaal?’

Hij haalde zijn schouders op. ‘Het is gewoon haar manier. Als we het niet doen, wordt ze boos. En geloof me, dat wil je niet meemaken.’

Boven in zijn oude slaapkamer haalde hij een veel te grote grijze joggingbroek uit de kast. Ik trok hem met tegenzin aan. Mijn eigen kleding voelde als een schild dat ik nu moest afleggen.

Beneden zat de rest van de familie al aan tafel: vader Van Dijk, zwijgzaam als altijd; zusje Marieke, die me met grote ogen opnam; en oma, die zachtjes haar hoofd schudde toen ze mijn outfit zag.

‘Zie je wel,’ fluisterde Marieke later op de gang, ‘ik haat het ook. Maar niemand durft tegen haar in te gaan.’

Het hele weekend voelde als een toneelstuk waarin ik een rol speelde die me niet paste. Tijdens het ontbijt vroeg mevrouw Van Dijk streng: ‘Sanne, waarom eet je je boterham zo? Hier snijden we altijd eerst de korstjes eraf.’

Bij het avondeten: ‘Je mag niet praten als je nog eten in je mond hebt.’

En toen ik zondagmiddag even naar buiten wilde om frisse lucht te halen: ‘Zonder jas ga je niet naar buiten. En zeker niet in die joggingbroek!’

Ik voelde me opgesloten, niet alleen door de muren van het huis, maar vooral door de onzichtbare regels die als draden om me heen gespannen waren.

Op zaterdagavond barstte de bom. We zaten met z’n allen voor de televisie toen Jeroen per ongeluk een voetbalwedstrijd opzette in plaats van het vaste zaterdagavondprogramma waar zijn moeder altijd naar keek.

‘Jeroen! Je weet toch dat we op zaterdag naar “Heel Holland Bakt” kijken!’ riep ze uit.

Jeroen zuchtte en liet de afstandsbediening zakken. ‘Mam, kunnen we één keer iets anders kijken? Sanne houdt van voetbal.’

Zijn moeder draaide zich naar mij toe, haar ogen fel. ‘Dus jij komt hier en denkt dat je alles kunt veranderen? Eerst die broek, nu dit?’

Mijn hart bonsde in mijn keel. ‘Mevrouw Van Dijk, ik probeer alleen mezelf te zijn…’

‘Hier ben je wie wij willen dat je bent!’ snauwde ze.

De stilte die volgde was ondraaglijk. Ik voelde tranen prikken achter mijn ogen en stond op. ‘Misschien moet ik maar gaan.’

Jeroen sprong op en pakte mijn hand. ‘Nee, Sanne…’

Maar ik was al onderweg naar boven om mijn spullen te pakken.

Op de overloop kwam Marieke naar me toe. ‘Sanne… Ik wou dat ik zo dapper was als jij.’

Ik glimlachte flauwtjes door mijn tranen heen. ‘Het voelt niet dapper, meer alsof ik uit elkaar val.’

Beneden hoorde ik mevrouw Van Dijk tegen haar man mopperen: ‘Altijd dat gedoe met buitenstaanders…’

Toen ik weer beneden kwam met mijn tas, stond Jeroen bij de deur. Zijn ogen stonden verdrietig.

‘Ga je echt weg?’ vroeg hij zacht.

‘Ik kan niet mezelf zijn hier, Jeroen. Ik wil niet leven volgens regels die niet van mij zijn.’

Hij keek naar zijn moeder, die koppig haar armen over elkaar sloeg.

‘Misschien… misschien moeten we allemaal eens nadenken over waarom we dingen doen zoals we doen,’ zei hij aarzelend.

Zijn moeder keek hem vernietigend aan. ‘Als jij ook zo wilt worden als haar…’

Jeroen schudde zijn hoofd en liep met mij mee naar buiten.

Buiten voelde de lucht fris en vrij aan op mijn huid. Ik haalde diep adem en voelde hoe de spanning langzaam uit mijn schouders gleed.

‘Wat nu?’ vroeg Jeroen terwijl we samen richting station liepen.

‘Nu ga ik naar huis,’ zei ik zacht. ‘En jij moet beslissen of je wilt blijven leven volgens andermans regels, of dat je kiest voor jezelf.’

We namen afscheid met een lange omhelzing. Terwijl ik in de trein zat, dacht ik na over alles wat er gebeurd was.

Waarom laten we familie zo vaak bepalen wie we mogen zijn? En hoeveel moed is er nodig om eindelijk jezelf te durven zijn?